Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

In verkorte vorm verschenen in
de Volkskrant van 1 mei 2003

AMSTERDAM

De Nederlandse Opera stopt alle soldaten in één hok

Reuzencast bereidt Zimmermanns meesterwerk voor

De opera ‘Die Soldaten’ is slechts één maal eerder in Nederland opgevoerd. Zimmermanns meesterwerk vergt ook nogal wat: enorme cast, gigantisch orkest en drie stukken spoorrails. De Nederlandse opera komt nu met een ‘kale’ Soldaten-versie.

‘Onuitvoerbaar.’ Dat was het oordeel van dirigent Wolfgang Sawallisch, toen hij in 1959 de partituur van Bernd Alois Zimmermanns Die Soldaten onder ogen kreeg. Dat leidde ertoe dat de uitvoeringen van het stuk die de Keulse Opera in de zomer van 1960 zou geven werden afgelast.
Zimmermann richtte zijn aandacht op een aantal andere stukken, maar pakte na enige tijd toch weer de draad op, met succes. Die Soldaten beleefde uiteindelijk op 15 februari zijn eerste uitvoering - toch bij de Keulse Opera, die de componist ook de opdracht voor het werk had gegeven, maar nu onder leiding van Michael Gielen, een groot pleitbezorger van Zimmermanns muziek. Al snel daagde het besef dat Die Soldaten een van de indringendste en belangrijkste opera’s van de twintigste eeuw is. Het stuk is sedertdien dan ook menigmaal opnieuw uitgevoerd en geënsceneerd. Toch heeft de Nederlandse Opera, die het werk deze maand op de planken brengt, een primeur, want er heeft zich nog nooit een Nederlands operagezelschap gewaagd aan een realisatie van Zimmermanns welhaast utopische visioenen.
Het is ook niet gering wat de componist verlangde. Een cast van 45 personen, waaronder ook dansers en toneelspelers. Een orkest van honderd man, met inbegrip van een klavecimbel, een orgel en een gigantische batterij slagwerk, waaronder drie stukken spoorrails. Een jazz-combo. Een podium met verschillende afdelingen, om de op elkaar gestapelde gebeurtenissen uit elkaar te houden. Drie filmschermen plus projectoren. En genoeg geluidsapparatuur om de bijgeleverde geluidsbanden af te spelen. Om nog maar te zwijgen van de rabiaat moeilijke vocale partijen, die vol zitten met extreem hoge toonslierten en halsbrekende atonale sprongen.
Dit alles komt voort uit de muzikale en scenografische opvattingen van de componist, een uiterst belezen man, die behalve muziek ook literatuur en filosofie gestudeerd had. In zijn werk streefde Zimmermann naar een samenballing van het individuele en het universele, van verschillende tijdslagen en daarmee ook naar een muziek die, hoewel planmatig georganiseerd met behulp van de destijds hooggewaardeerde reeksentechniek, alle mogelijke stijlen in zich bergt.
Zelf ontwikkelde hij daarvoor het begrip ‘die Kugelgestalt der Zeit’ - een wat hermetisch concept, dat sedertdien veel musicologisch mandarijnenproza gegenereerd heeft. Zimmermann zelf vatte het misschien nog het eenvoudigst samen toen hij voorin de partituur van Die Soldaten als ‘tijd van handeling’ gisteren, vandaag en morgen’ vermeldde - ook al was het gelijknamige toneelstuk van Jakob Michael Reinhold Lenz waaruit hij zijn libretto distilleerde toen al bijna tweehonderd jaar oud.
Ironisch genoeg werd Zimmermanns werk destijds als ‘ouderwets’ veroordeeld door de generatie van avant-gardisten waartoe hij in feite behoorde. Zijn muziek was in hun ogen niet stijlzuiver. Zimmermann verdedigde zijn overigens allesbehalve onbekommerde polyfonie van stijlen met het argument: ‘We zullen de moed moeten hebben om toe te geven dat in het aanzicht van de muzikale werkelijkheid stijl een anachronisme is.’ Zijn tegenstanders bleven daar even doof voor als ze blind waren voor het dramatisch instinct waarvan elke scène van de opera getuigt.

In het Muziektheater zijn de eerste twee rijen stoelen verwijderd, om plaats te bieden aan het reuzenorkest. In de coulissen staan zes slagwerkers, en voor op het toneel staat een listig gecamoufleerd souffleurshokje, vanwaaruit een assistente de zangers cues voor hun inzetten geeft. Want dirigent Hartmut Haenchen heeft zijn handen al vol genoeg aan het coördineren van het Nederlands Philharmonisch Orkest.
Toch is er van meervoudige podia of projectieschermen geen sprake. Het toneelbeeld is zelfs uitgesproken kaal: een langwerpig blauwgetint hok, zonder een spoor van rekwisieten. De zangeressen Claudia Barainsky en Lani Poulson, gehuld in grijsblauwe hobbezakkige jurken, repeteren de openingsscène, waarin de zusters Marie en Charlotte schermutselingen uitvoeren rondom een brief. Die is wel weer levensgroot: een verfomfaaid stuk papier ter grootte van een krantenpagina.
‘De muziek is ongelooflijk lastig, maar in toneeltechnisch opzicht is dit een betrekkelijk eenvoudige klus’, oordeelt productieleider Ed Beentjes. ‘Niet te vergelijken met Writing to Vermeer, waar we 20 duizend liter water in bedwang moesten zien te houden. Alles speelt zich af in dat ene toneelbeeld. Ik vind zelf dat daardoor de essentie van het stuk veel beter tot zijn recht komt.’
Van regisseur Willy Decker, die eerder verantwoordelijk was voor al even ‘naakte’ ensceneringen van Bergs Wozzeck en Lear van Aribert Reimann, was zoiets te verwachten. Anders dan zijn voorgangers Harry Kupfer heeft hij het werk ontdaan van de visuele overdaad die Zimmermann voor ogen stond. Dat is de vrijheid die een regisseur geniet. Het klinkende gedeelte blijft in elk geval volkomen intact, en Zimmermann kan er hoe dan ook geen bezwaar meer tegen aantekenen. Die joeg zich in 1970, geplaagd door depressies en een slechte gezondheid, op 52-jarige leeftijd een kogel door het hoofd.
Deckers productie was in 1995 al te zien bij de Sächsische Staatsoper in Dresden, maar het materiaal is intussen grotendeels vernietigd en wat er nog over was heeft flink te lijden gehad van de overstromingen, zodat De Nederlandse Opera de decors en kostuums allemaal opnieuw heeft moeten vervaardigen. De regisseur zelf is niet betrokken bij deze herneming, maar laat zich in Amsterdam vertegenwoordigen door zijn assistent-regisseuse.
Aan de première zijn vier weken van repetities voorafgegaan, waarvan de laatste twee op toneel, maar de voorbereidingen zijn natuurlijk al veel langer in gang. De slagwerksectie, weet Beentjes, is al anderhalf jaar in de weer met het verzamelen van instrumenten en het instuderen van de gecompliceerde partijen.

Het verhaal van Die Soldaten lijkt in grote trekken op dat van Bergs Wozzeck uit 1935. Dat is niet zo vreemd, want Georg Büchner, de auteur van het toneelstuk Woyzeck, bouwde in belangrijke mate voort op het werk van Jakob Lenz. Beide stukken bestaan uit een reeks van korte, bijna filmische scènes, en in beide gevallen is sprake van een brave sloeber, wiens geliefde - beide gevallen Marie genaamd - hem wordt afgetroggeld door een soldaat. Alleen staan in Die Soldaten niet de lotgevallen van de man, maar van de vrouw in het middelpunt van de handeling, en wordt ze bovendien niet door één, maar door een hele reeks soldaten verleid, zodat ze aan het eind van de opera is verworden tot een om een aalmoes smekend Weibsperson, dat niet eens wordt herkend door haar eigen vader. En dat alles in een bestek van nog geen twee uur, want Zimmermann heeft zijn in kogelvorm gegoten tijd tot het uiterste benut.
Door zijn eigenzinnige, in kennerstermen ‘pluralistische’ behandeling verheft Zimmermann dit gegeven tot een geschiedenis die symbool staat voor alle mensen die buiten hun schuld slachtoffer worden van de omstandigheden waarin ze zich bevinden. Hij bewerkstelligt dat door niet alleen muzikale lagen op elkaar te stapelen, maar zelfs door hele scènes simultaan over elkaar heen te monteren. Het hoogtepunt in dat opzicht is het begin van het vierde bedrijf, een soort nachtmerrie waarin niet minder dan acht scènes uit Lenz’ oorspronkelijke drama door elkaar lopen. ‘De scène als geheel geeft de verkrachting van Marie weer,’ aldus Zimmermann in zijn toelichting, ‘die tegelijkertijd de verkrachting van alle in de handeling betrokken personages belichaamt: brutale, lijfelijke, psychische en geestelijke verkrachting.’ De muziek waarmee dit gepaard gaat heeft een overweldigende uitwerking die nog het best vergeleken kan worden met die van een vlammenwerper.

Maar Zimmermann, die zichzelf ooit kenschetste als ‘een zeer Rijnlandse mengeling van een monnik en een Dionysus’ gaat lang niet altijd zo hectisch tekeer.
Beduidend subtieler is het slot van het tweede bedrijf, een combinatie van drie verschillende scènes, waarin telkens sprake is van ‘verraad’. Een verleidingstafereel met opgewonden coloraturen wordt hier gecombineerd met het volksliedje Rösel aus Hennegau en flarden uit het Bach-koraal Ich bin’s, ich sollte büssen uit de Mattheus-passie - voor de goede verstaander een verwijzing naar het verraad van Judas.
Daarbij vergeleken is het plotseling opduiken van ruige jazz-klanken in de twee kroegscènes bijna aards te noemen. Tijdens de repetitie staat het hok vol druk gesticulerende soldaten in spijkerbroek - de uniformen hangen nog in de kast -, die driftig door elkaar kwekken, en behalve kwinkslagen ook fysieke klappen uitdelen op de stoelen die door de componist zijn voorgeschreven en dus niet als rekwisieten maar als muziekinstrumenten beschouwd dienen te worden. ‘Op een gegeven moment komen er wel tachtig figuranten in beeld’, vertelt Beentjes, ‘maar gek genoeg zijn de rustige scènes eigenlijk in de meerderheid.’
Bij het verlaten van de zaal lopen we NedPhO-bassist Hans Roelofsen tegen het lijf. Hij had eigenlijk geen dienst, vertelt hij, maar toen hij hoorde dat er voor deze opera extra musici nodig waren heeft hij zich prompt als vrijwilliger aangemeld. Hij speelt nu in het jazz-combo, waaraan overigens geen noot improvisatie te pas komt. ‘Dwaas eigenlijk’, grijnst hij, ‘om voor tweemaal vijf minuten muziek avondenlang op het podium te staan. Maar ik wilde me dit niet laten ontgaan.’

Die Soldaten van Bernd Alois Zimmermann o.l.v. Willy Decker en Hartmut Haenchen. Muziektheater, Amsterdam. 3, 7, 10, 13, 15, 21 mei en 18 en 25 mei matinee.


© Frits van der Waa 2006