de Volkskrant van 02-06-2003, Pagina 11, Kunst,
Amateurcomponist Chaplin wist precies wat hij wilde
ROTTERDAM
Al kon hij geen noten lezen, toch maakte regisseur Charlie Chaplin zelf de muziek bij zijn films. Pommend maakte hij duidelijk wat hij wilde. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest bracht dit weekeinde een ode aan de regisseur Chaplin, én aan de musicus.
Lachen bij een concert? Bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest mag het een weekeind lang, sterker nog, het is uitdrukkelijk de bedoeling.
Met zijn Chaplin Filmfestival bracht het orkest afgelopen weekeinde een klinkende hommage aan een van de grootste genieën uit de filmgeschiedenis: Charlie Chaplin (1889-1977), een man die niet alleen zijn eigen regisseur, scriptwriter en hoofdrolspeler was, maar zijn films ook nog eens van eigen muziek voorzag, hoewel hij geen noot kon lezen.
Pommend dicteerde Chaplin zijn arrangeurs wat hem voor ogen stond. 'He really gave them hell', zegt Chaplin-biograaf David Robinson tegen interviewer Hans Beerekamp. 'Hij mocht dan een ongeschoold musicus zijn, hij wist precies wat hij wilde.'
De meeste Chaplin-scores zijn trouwens van later datum dan de films zelf. Pas toen de bioscooporkesten door de komst van de geluidsfilm opgeheven waren, omstreeks 1930, oordeelde Chaplin het nodig om zijn zwijgende films van een soundtrack te voorzien.
In die zin zijn de live-begeleidingen waarvan het RPhO vier grote Chaplin-films voorziet dus een correctie op de geschiedenis - maar wel een die recht doet aan de oorspronkelijke uitvoeringspraktijk. Geen Dolby-surround-systeem kan zich immers meten met de klank van een echt orkest, en al helemaal niet met de spanning van een levende uitvoering.
Onder leiding van dirigent Carl Davis, 's werelds grootste deskundige op het gebied van muziek voor zwijgende films, levert het orkest sublieme staaltjes van timing, zoals dat dalende toonladdertje in de soloklarinet, precies op het moment dat Chaplin langs een regenpijp naar beneden roetsjt. En wanneer de slagwerkers er een fractie van een seconde naast zitten, zodat een klap op het doek niet perfect samenvalt met een tik op het woodblock, benadrukt dat eens te meer dat het hier om mensenwerk gaat.
Dat soort letterlijke illustraties-in-klank (het 'Mickey Mouse-effect') is overigens eerder uitzondering dan regel in Chaplins filmmuziek. In de meeste gevallen heeft de muziek een bredere adem, en is zij hoorbaar bedoeld als stemmingsschildering.
Chaplin demonstreert ook hier zijn gave om humor en tragiek met elkaar te verbinden. Hij had een duidelijke gave voor het verzinnen van pakkende tunes, hoewel hij er ook niet voor terugschrok om leentjebuur te spelen. In de muziek die hij in 1942 componeerde voor Gold Rush (1925) staan Wagner-derivaten zij aan zij met deunen als The bonnie bonnie banks of Loch Lomond.
De muziek die Carl Davis componeerde voor een aantal korte films uit de jaren 1917-18, zoals The Immigrant en Easy Street, is flitsender, burlesker en spaarzamer van bezetting, in overeenstemming met het hogere tempo dat deze films kenmerkt.
De voorafgaande documentaire The Unknown Chaplin uit 1983 biedt een onthullende blik op Chaplins werkwijze. In reeksen van verworpen scènes is te zien hoe Chaplin zijn ideeën al filmend uitwerkte, bijvijlde en perfectioneerde - en hoe hij omging met zijn acteurs. 'Hij speelde elke rol helemaal voor', zegt Lita Gray, actrice en voormalig echtgenote van de meester. 'Dat was zijn manier van regisseren.'
© Frits van der Waa 2006