Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 24-06-2003, Pagina 10, Kunst, Recensie

Alles of niets-esthetiek op koorbiënnale in onttakelde schouwburg

Whispers of Heavenly Death I van Harry de Wit, o.l.v. René Nieuwint. 22 juni, Stadsschouwburg, Haarlem.

Het inwendige van de oude Stadsschouwburg in Haarlem biedt een onttakelde, maar daarmee des te imponerender aanblik. Alle stoelen zijn uit de zaal verwijderd, en op de plaats van het podium is een tribune opgesteld voor het publiek - dat kan nu de zaalvloer en de dubbele rij balkons die bezet zijn door een schare zangers en instrumentalisten eens van de andere kant bekijken. Want ondanks de verbouwing wordt de schouwburg nu en dan gebruikt voor bijzondere producties, zoals Whispers of Heavenly Death I dat deel uitmaakt van de Haarlemse Koorbiënnale.

Hoewel het festival zich alleerst richt op het presenteren van een internationale keur aan beroepskoren is de amateurzanger niet vergeten. Whispers of Heavenly Death, gebaseerd op een gedicht van Walt Whitman, is speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerd door Harry de Wit.

Het was aanvankelijk de bedoeling dat er 250 zangers uit diverse koren in het Haarlemse aan zouden deelnemen. Dat aantal is niet helemaal gehaald. Toch produceren de vijftig zangers een respectabel volume, hierin bijgestaan door het accordeonorkest Alphen Opus 2, tenor Alan Belk, en een handvol muzikanten, waaronder de componist zelf.

De Wit is als componist een zij-instromer. Zijn muziek wortelt in de pop en jazz, wat goed te horen is aan de vele herhaalde ritmes en het alomtegenwoordige interval van de kwint . Dat geeft zijn muziek iets naïefs. Maar in die beperking toont hij zich ook de meester. De Wit schrijft hymnische kwinten, heroïsche kwinten, bezwerende kwinten, en ga zo maar door. Het mooist zijn nog de etherische kwinten die opstijgen uit een stel losse orgelpijpen en een van glazen aanstrijkschijven voorziene zither.

Whispers of Heavenly Death is opgebouwd uit zes secties die bij elkaar ruim een uur beslaan en alle ongeveer hetzelfde stramien volgen: een fluisterzachte inleiding met gesproken voordracht door de tenor, gevolgd door een groots opgezet tutti. Dat verleent het werk een indringend ritueel karakter. Hoewel De Wit slagwerk, accordeons en zang goed tegen elkaar uitspeelt is het jammer dat hij met zijn 'alles of niets'-esthetiek eigenlijk te weinig gebruik maakt van de ruimtelijke werkingen die deze bijzondere locatie hem biedt.

Het slot is daarop een prachtige uitzondering: terwijl alle musici samenkomen op de begane grond blijft er van de muziek niets over dan een lichaamloos, gezongen akkoord, afkomstig uit twee aanvankelijk onzichtbare luidsprekers die vervolgens geleidelijk worden opgehesen tot in de nok van de zaal - een sterke vondst.


© Frits van der Waa 2006