de Volkskrant van 06-09-2003, Pagina 7, Kunst, Recensie
Weinig echt oude muziek op op het Festival Oude Muziek
Holland Festival Oude Muziek Utrecht. Tot en met 7 september.
Het gaat goed met het Festival Oude Muziek. Veel concerten zijn totaal uitverkocht, dankzij een financiële injectie van de overheid kunnen er betere musici worden aangekocht, en het sectarisme is totaal uitgebannen. Renaissancemuziek op saxofoon, of vierhonderd jaar oude muziek naast kersverse composities, dat kan tegenwoordig allemaal in Utrecht.
Tegelijkertijd gaat het op het festival helemaal niet goed met de oude muziek. Bijna veertig procent van het aanbod bestaat uit barokmuziek. Dat is niet anders dan anders. Daarentegen is het aandeel van het klassieke en romantische repertoire toegenomen tot ruim dertig procent. Dat is wat veel, aangezien je dit soort werk ook op andere podia kunt horen.
De muziek uit de Renaissance is met ruim twintig procent nog aardig vertegenwoordigd, al is het vooral de tweede helft van de zestiende eeuw die aan bod komt. Dat komt door de keus voor Philippe de Monte als centrale componist. Niet zo handig is dat het festivalthema van de consortmuziek vrijwel hetzelfde tijdvak bestrijkt. De vroege Renaissance en de Middeleeuwen zijn daarmee het kind van de rekening. In het hele festival is er maar één programma met muziek van voor 1400. Daarnaast tekent zich de neiging af te kiezen voor middle of-the-road-repertoire. Bekende tranentrekkers als Monteverdi's Lamento d'Arianna of Purcells Dido and Aeneas trekken vanzelf ook veel publiek. Dat wil niet zeggen dat de uitvoeringen benedenmaats zijn, integendeel. De Dido die een equipe onder leiding van Richard Egarr woensdag neerzette in een afgeladen Vredenburg was om door een ringetje te halen.
Indrukwekkend was ook het optreden van de Tsjechische mezzosopraan Magdalena Kozená. Countertenor Thierry Grégoire was nauwelijks opgewassen tegen haar klaarheldere stemgeluid, maar niettemin was het optreden een hoogtepunt van het festival.
Het madrigalenprogramma van Cantus Cölln, een van de vaste meubelstukken van het festival, was daarentegen verre van opwindend. De dames en heren zingen even smetteloos als bloedeloos. Dan was het optreden van countertenor Michael Chance met het blokfluitkwartet Brisk een stuk bemoedigender. De hedendaagse onderdelen van het programma rijmden voortreffelijk met de vierhonderd jaar oudere muziek van Byrd, Holborne en Dowland. An elegy on the Death of a Mad Dog, een nieuw stuk van Guus Janssen is geestig, puntig, en bovenal nogal kort. Het werk van Klaas de Vries was nog niet af en werd vervangen door een aardige, maar niet al te handig gemaakte Purcell-hommage van Elvis Costello.
Maar ook in eerdere tijdsgewrichten zijn ontdekkingen te doen. De wonderlijk grillige klaviermuziek van Bachs oudste zoon Wilhelm Friedemann bijvoorbeeld, en dan speciaal in de vertolking van Menno van Delft op dat fluisterzachte, maar supersensitieve barokinstrument, het klavichord. In die unieke, tot ademloosheid dwingende context had zelfs het omslaan van de bladzijden het effect van een aardschok.
© Frits van der Waa 2006