Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 14-02-2004, Pagina 9, Kunst, Recensie

Kox' symfonie boeit ondanks overkill

Werk van Strauss, Rachmaninov en Kox, door het Orkest van het Oosten o.l.v. Jaap van Zweden. 12 februari, De Doelen, Rotterdam.

Voor componisten die zochten naar weldadige klanken en voort wilden bouwen op grote muzikale tradities waren de jaren zestig en zeventig van de afgelopen eeuw een moeilijke tijd. De mode dicteerde dat moderne muziek niet 'mooi' mocht zijn. Veel toondichters, waaronder Peter Schat en Tristan Keuris, maar ook vertegenwoordigers van een jongere garde als Joep Franssens en Jacob ter Veldhuis, hebben met dat probleem geworsteld.

Ook Hans Kox is zo'n componist. Geboren in 1930, aanvankelijk succesvol, in 1974 genadeloos afgebrand naar aanleiding van zijn opera Dorian Gray, sedertdien van de voorgrond verdwenen, maar nog onverdroten in de weer.

In zijn Vierde symfonie uit 2000 is de spagaat tussen het streven naar eufonie en de obligate toepassing van de dissonant nog altijd voelbaar. Tekenend zijn de majeur-drieklanken die opduiken aan het slot van het derde en vijfde deel, als teken dat de eindstreep is gehaald, maar dan toch gevolgd worden door een akkoord met dwarse tonen.

Curieus is dat Kox vier jaar geleden helemaal naar Tasmanië moest reizen om de eerste uitvoering van zijn symfonie bij te wonen. Daar leidt de Nederlandse dirigent David Porcelijn het plaatselijke symfonie-orkest. Vrijdag beleefde het werk dan zijn Nederlandse première in de Rotterdamse Doelen, onder handen van het Orkest van het Oosten en dirigent Jaap van Zweden.

De achterliggende gedachte van de symfonie is 'de desoriëntatie van de mens in deze kille tijd'. Dat verklaart wellicht de ietwat kortademige spanningsbogen en het contrastrijke, maar wispelturige karakter van het werk. Kox trekt in elk van de vijf delen zo veel registers open dat het onderscheid tussen die delen enigszins vervaagt. Ook in de dreigende toonstapelingen waarin menige sectie uitmondt is sprake van een zekere overkill. Het parcours dat Kox in vijfendertig minuten tijd aflegt is niettemin boeiend, vooral in het nerveuze tweede deel en het breder uitgezongen derde deel, die beiden door omineuze klopmotieven bijeengehouden worden.

Het Orkest van het Oosten leverde voortreffelijke prestaties, niet alleen in Kox' werk, maar ook in Strauss' Don Juan en Rachmaninovs Paganini-rapsodie, waaraan pianiste Katja Skanavi een uitzonderlijke brille verleende.


© Frits van der Waa 2006