de Volkskrant van 21-02-2004, Pagina 9, Kunst, Recensie
Artis Kwartet verrast met middelpuntvliedende harmonieën
Mendelssohn, Weigl en Zemlinsky, door het Artis Kwartet. 19 februari, Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling (Mozart i.p.v. Weigl): Den Haag, 22/2. Radio 4: 18/3, 20.02 uur.
Een Nederlands ensemble zou nooit op de gedachte gekomen zijn zich het Artis Kwartet te noemen. Ja, ooit was er heel even het Artis Orkest, dat speciaal in het leven was geroepen om de beestenboel van Guus Janssens opera Noach te begeleiden. Maar in Wenen, de thuisbasis van het Artis Kwartet, betekent 'artis' allereerst 'voor de kunst'.
De vier strijkers maakten die vierentwintig jaar geleden door hen gekozen naam dubbel en dwars waar tijdens hun optreden in de Amsterdamse Kleine Zaal. Het was de bekroning van een rondreis door Nederland die eerder langs Groningen en Tilburg voerde, en zondagmiddag wordt afgesloten in Den Haag.
Het Artis Kwartet heeft een illustere staat van dienst op het gebied van het klassieke kwartetrepertoire, maar heeft daarnaast een geprononceerde voorliefde voor minder gangbaar werk. Het Amsterdamse programma was wat dat betreft een duidelijke geloofsbrief. Het leeuwendeel van de avond was gewijd aan kwartetten van Karl Weigl en Alexander Zemlinsky. De laatstgenoemde is dankzij de inspanningen van het Schönberg Kwartet in Nederland geen onbekende. Van Weigl daarentegen, die leefde van 1881 tot 1949, zullen weinigen ooit een noot gehoord hebben.
Als opmaat fungeerde Mendelssohns Eerste Strijkkwartet, waarin het Artis Kwartet meteen al een paar sterke troeven op tafel legde: een volle, ronde toonvorming, een vloeiende behandeling van de melodie, en bovenal een intense versmelting van de klank, waarbij de individuele bijdrage opgaat in het collectief, en toch elk van de vier instrumenten waar nodig zijn eigen speelruimte heeft.
Het Eerste strijkkwartet (1903) van Weigl bleek een stevige kluif met een lengte van drie kwartier. Laatromantische woelingen vieren hoogtij in deze muziek, die in zijn onstuimigheid enigszins aan het werk van Strauss, en met zijn lange klankvlakken aan dat van Mahler doet denken, maar toch een heel eigen signatuur heeft. De vier spelers modelleerden de grote, en op den duur wat ongebreidelde vloed van muzikale gedachten tot een machtige stroom van hemelse en mysterieuze timbres.
Zemlinsky's laatste strijkkwartet uit 1936 zit strakker in het pak, maar bevat nog meer verrassingen, met zijn middelpuntvliedende harmonieën en zijn rijkdom aan kleuren. Het Artis Kwartet handhaafde een enorme drive en produceerde en passant klanken die afkomstig leken van een dwarsfluit, een zingende zaag of een Chinese nagelviool. Kunstjes, dat zeker, maar in dit geval volstrekt dienstbaar gemaakt aan de Kunst.
© Frits van der Waa 2006