Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 08-03-2004, Pagina 13, Kunst, Recensie

Buitenlanders zijn smaakmakers in Zauberflöte

Die Zauberflöte, van W.A. Mozart, door Opera Zuid o.l.v. Stephen Lawless en Peter Robinson. 6 maart, Theater aan het Vrijthof, Maastricht. Tournee t/m 3 april.

Bij Opera Zuid is het meestal een kwestie van vriezen of dooien. De Maastrichtse productiekern, die intussen ook al weer dertien jaar in de weer is, heeft naast uitstekende ook tegenvallende voorstellingen op zijn naam. De nieuwe enscenering van Mozarts Zauberflöte laat echter dezelfde indruk na als de kwakkelige maartdag waarop ze in première ging: nogal somber, met af en toe een opklaring.

Bijzonder sympathiek is dat Opera Zuid acht van de zestien solopartijen, waaronder enkele hoofdrollen, heeft toebedeeld aan jonge Nederlandse zangers. Hoewel het budget daarbij wellicht ook een rol speelt, is het prijzenswaardig om aankomende vocalisten van eigen bodem een opstapje naar het operapodium te bieden.

Dat heeft ook zijn keerzijden. Zo geeft tenor André Post de belangrijke rol van Tamino welluidend en welsprekend gestalte, maar heeft tegelijkertijd de neiging om af en toe op de automatische piloot te gaan, wat bijvoorbeeld in de Bildnis-aria tot buitengewoon vlakke resultaten leidt. En Bart Driessen heeft een mooie, krachtige bas, maar voegt net iets te veel vibrato toe om het karakter van de hogepriester Sarastro de benodigde rust en waardigheid te verlenen. Uiteindelijk zijn toch weer de buitenlandse zangers de smaakmakers in deze voorstelling: voorop de Engelse sopraan Natasha Marsh als een stralende Pamina, gevolgd door haar landgenoot Leigh Melrose, die het er als de praatzieke vogelvanger Papageno soms iets te dik bovenop legt. Bepalend is ook de Belgische sopraan Anja van Engeland, die zich nipt, maar met de vereiste furie staande houdt in de coloraturen van de Königin der Nacht.

De matheid die soms neerdaalt over de voorstelling komt zeker ook op het conto van dirigent Peter Robertson, wiens interpretatie te dikwijls pit en reliëf moet ontberen. Bovendien heeft hij moeite het Limburgs Symphonie Orkest en de zangers synchroon te houden.

De merkwaardige mengeling van sprookjeselementen en vrijmetselaarsrituelen die Mozart in zijn laatste opera heeft verwerkt, is voor elke regisseur een breinbreker. Stephen Lawless is er niet helemaal uitgekomen. Zo blijft het een raadsel waarom hij de openingsscène vormgeeft als een nachtmerrie, waarbij Tamino woelend in bed ligt. Het humoristische aspect blijft wat onderbelicht, al zijn de grappen die Mozart en zijn librettist Schikaneder in 1791 bedacht hebben nog altijd zeer doeltreffend. Als geheel is de voorstelling nogal zwaar op de hand, wat gereflecteerd wordt in het decor, dat bestaat uit twee reusachtige zwarte boekenkasten met multifunctionele luikjes en schuifmogelijkheden, en in de kostumering: de Königin en de drie jongetjes hebben nare kale koppen, en Sarastro's priesters gaan gehuld in een Ku Klux Klanuitdossing.

Mooie momenten zijn er ook, zoals de entrees van de Königin en Sarastro, die met behulp van stellages zijn omgebouwd tot personages van vijf meter lang, zodat meteen duidelijk is wie hier de dominante krachten zijn. En ook de vormgeving van de water-en vuurproef, vlak voor het slot, mist zijn uitwerking niet.

Het siert Lawless in elk geval dat hij niet voor de gemakkelijkste oplossingen heeft gekozen, en als dirigent Robertson de komende maand de puntjes wat beter op de i weet te krijgen, kan deze Zauberflöte nog iets opklaren.


© Frits van der Waa 2006