de Volkskrant van 14-05-2004, Pagina 16, Kunst, Recensie
Oerkracht in sprookje van lichttovenaar Wilson
I La Galigo, van Robert Wilson. 12 mei, Het Muziektheater, Amsterdam. Herhaling: 14 en 15 mei.
De Amerikaanse regisseur Robert Wilson is een tovenaar met licht: de protagonisten in zijn muziektheaterstuk I La Galigo schitteren in vol ornaat, terwijl degenen die er even niet toe doen tot silhouetten worden gereduceerd. Zoals in al Wilsons ensceneringen gaan gestileerde handelingen vergezeld van zinderende kleuren geprojecteerd op een achterdoek, en wordt het toneel tot in de nok benut.
Hoewel het kader van I La Galigo met een Middenwereld die eerst bevolkt wordt met dieren en mensen en die ten slotte ondergaat in chaos het epos een bijbelse grandeur geeft, heeft de kern van de vertelling zelf meer weg van een sprookje.
De lotgevallen van de held Sawérigading, die eerst op zoek gaat naar zijn tweelingzuster Wé Tenriabéng en dan naar haar evenbeeld Wé Cudaiq, en daarbij talloze obstakels moet overwinnen, vertonen parallellen met de vertellingen van de gebroeders Grimm. Wel is het verhaal veel bloeddorstiger, met zijn mensenoffers en slachtpartijen. Maar met zijn magische ring brengt Sawérigading alle doden weer tot leven.
Wilson omringde zich voor zijn vertolking van het oeroude scheppingsverhaal uit Zuid-Sulawesi met voornamelijk uit Indonesië afkomstige acteurs, musici en adviseurs. Op het eerste gezicht en gehoor lijken de ingrediënten van I La Galigo dan ook authentiek oosters. Maar dat is schijn. Het instrumentarium van het op het podium gezeten orkest mag exotisch zijn, het geroffel van trommen en het geknerp van schalmeien mag een rituele oerkracht hebben, toch is de muziek nieuw gecomponeerd door Rahayu Supanggah, die tevens als dirigent optreedt.
Wilson maakt muziektheater pur sang. Dit is geen opera: de zang komt uit het op het podium gezeten orkest, en de spelers zijn in de eerste plaats bewegingskunstenaars. De handelingen worden verduidelijkt met behulp van de boventiteling.
Niet alles in I La Galigo is verheven. Het plechtige gaat hand in hand met het potsierlijke. Zo wordt de held op zijn queeste vergezeld door twee neven, kwekkende mannetjes met dikke blote buiken, en krijgt hij hulp van twee luid miauwende poezen met blauwe lichtjes op hun staart.
De manier waarop Wilson al die elementen verbindt, in een afwisseling van tableaux vivants en markante sprongen geaccentueerd door trom- of bekkenslagen en abrupte lichtwisselingen, maakt dat zelfs de roerigste taferelen opgaan in een timing met een wonderlijke traagheid. Die combinatie van langzaam en snel vind je terug in alle grote muziek, en het is dan ook niet overdreven te stellen dat Wilson regisseert als een componist.
© Frits van der Waa 2006