de Volkskrant van 02-08-2004, Pagina 214, Kunst, Recensie
Fraai weerwerk van romige strijkers en fluwelen dwarsfluit
Werken van Beethoven door het Orkest van de 19de eeuw van de NJO Summer Academy o.l.v. Philippe Herreweghe. 1 augustus, De Vereeniging, Nijmegen. Herhaling: Amsterdam 2 augustus.
Anders dan de landelijke orkesten, waar fusies en opheffingen schering en inslag zijn, heeft het Nationaal Jeugd Orkest zich de laatste jaren vertakt en opgesplitst.
Hét Nationaal Jeugd Orkest bestaat niet meer. In plaats daarvoor zijn diverse ensembles en orkesten gekomen die zich toeleggen op kamermuziek, de negentiende eeuw, en klein-en grootschalig symfonisch werk. Dit alles onder de noemer van de NJO Summer Academy. De deelnemers zijn ook lang niet allemaal meer afkomstig uit Nederland alleen.
Artistiek leider Reinbert de Leeuw heeft niet de geringsten om zich heen verzameld; de orkesten worden gecoacht door Philippe Herreweghe, Etienne Siebens en Thomas Adès, die optreedt als composer-in-residence. Ze spelen met solisten als Alexander Melnikov en Pierre-Laurent Aimard.
Bovendien is het centrum van de activiteiten verplaatst naar Apeldoorn. Rondom de concerten van het NJO zijn nog vele andere concerten geprogrammeerd. Bij elkaar is dat een echt festival, de Gelderse Muziekzomer, dat de komende twee weken plaatsvindt in Arnhem, Nijmegen, Apeldoorn en op andere locaties.
Dat wil niet zeggen dat de Randstad verstoken zal blijven van al dit moois. Zo herhaalt het Orkest van de Negentiende Eeuw van het NJO vanavond in het Amsterdamse Concertgebouw het Beethoven-programma, dat gisteren te horen was in Nijmegen.
De historische uitvoeringspraktijk, waarop de deelnemers zich hebben toegelegd onder Philippe Herreweghe, werpt zijn vruchten af. Darmsnaren, klassieke hobo's en klarinetten geven de bekende Beethoven-werken een nieuwe glans, al gooien de lastig te bespelen natuurhoorns soms roet in het eten.
Een openbaring is de vertolking van het Vijfde pianoconcert, waarin solist Alexander Melnikov een vroeg-negentiende-eeuwse fortepiano bespeelt. Het instrument heeft, vergeleken met een moderne concertvleugel, een betrekkelijk klein geluid. Maar dat is zo pregnant dat het onder alle omstandigheden duidelijk blijft afsteken tegen dat van het orkest. Zelfs de baslijnen, die bij gewone uitvoeringen dikwijls dichtlopen, houden een grote klaarheid. Dat geeft Melnikov de kans om veel meer nuances en gradaties in geluidssterkte in zijn spel aan te brengen.
Het gevolg is een Beethoven met een zeldzame lichtheid en doorschijnendheid, die toch niet aan kracht en energie inboet. Het orkest levert fraai weerwerk, met prachtig romige, vibratoloze strijkers, en een fluwelen dwarsfluit. En hoewel Melnikov weleens een verkeerde toets raakt, en te horen is dat de orkestmusici nog niet super-ervaren zijn, blijft het resultaat fascinerend.
Minstens zo weldadig klinkt de Zesde Symfonie, de bekende Pastorale. Herreweghe, van wie een grote rust uitgaat en die niet zozeer dirigeert als wel het geluid met blote handen modelleert, slaagt erin een verzadigde orkestklank op te roepen die toch geen moment overladen is. Hij weet in weerwil van de bijna statische vredigheid die een groot deel van het werk kenmerkt, toch mooie grote welvingen aan te brengen. Zelfs de onweersbui en de kwinkelerende vogeltjes hebben daardoor iets verfrissends.
© Frits van der Waa 2006