de Volkskrant van 02-08-2004, Pagina 214, Kunst, Recensie
Minieme smetjes in de middenstemmen
Mozart, Beethoven en Brahms, Zukerman Chamber Players. 30 juli, Concertgebouw, Amsterdam.
Violist Pinchas Zukerman (56) is niet alleen een gevierd solist, maar maakt zich ook als dirigent en docent sterk voor de muziek. Zo heeft hij een viertal jonge strijkers om zich heen verzameld, met wie hij als de Zukerman Chamber Players sinds vorig jaar de internationale podia bereist. Het gezelschap deed vrijdag ook het Concertgebouw aan, in het kader van de Robeco-zomerconcerten.
Mozart, Beethoven en Brahms: de programmakeus kan bijna niet klassieker. Maar toch was het een zeldzame traktatie, want waar de kwartetten van deze meesters voor kamermuziekliefhebbers zogezegd dagelijkse kost zijn, hoor je de kwintetten veel minder vaak.
Er wordt wel gezegd dat een strijkkwartet jaren nodig heeft om te rijpen. Dat zou voor een kwintet, dat vijf paar oren op één lijn moet zien te krijgen, nog wel eens wat langer kunnen duren. Het optreden van Zukerman en zijn Players leek deze stelling te bevestigen.
Dat hier op hoog niveau gemusiceerd werd, staat buiten kijf. Balans, expressie, dramatiek, eendracht, het klopt allemaal, maar de intonatie van het ensemble is niet altijd zo loepzuiver als die van de topkwartetten die in het Concertgebouw te horen zijn. Dat manifesteert zich vooral bij snelle verbindingsnootjes, unisono-spel en luide akkoorden. De hoekstenen van het kwintet zijn Zukerman zelf en celliste Amanda Forsyth, die een prachtig volle, ronde toon produceert. De minieme smetjes zijn dan ook vooral te vinden in de middenstemmen.
Dat maakte dat het gezelschap dikwijls naar de hemel reikte, maar het vaak nét niet haalde. Vooral Mozarts Kwintet in g KV 516 kreeg daardoor niet helemaal de glans die deze innige muziek verdient.
Pas in het tweede deel van Beethovens Kwintet in C (zijn enige), waar het bedaarde tempo tijd en ruimte liet voor haarzuiver spel, kreeg de muziek opeens vleugels, om in het volgende deel helaas weer met beide voeten op de grond terecht te komen. Het theatraal getinte slotdeel was weer zeer raak getroffen.
De massa geluid die Brahms in zijn Tweede strijkkwintet uit twintig snaren perst, grenst aan het ongelooflijke. Wat Zukerman in dit werk tot stand bracht was dan ook topsport. Dat kamermuziek eigenlijk iets te kleinschalig is voor de Grote Zaal deerde in het geheel niet. Wat dat betreft staat het te bezien hoe het Jenufa Kwartet en het Ruysdael Kwartet, die half augustus aantreden in de Robeco-serie, het eraf brengen.
© Frits van der Waa 2006