Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 19-08-2004, Pagina 16, Kunst, Recensie

Blazersduetjes en furieuze loopjes

Werk van Vine, Rachmaninov en Sjostakovitsj door het Australian Youth Orchestra o.l.v. Lawrence Foster. 17 augustus, Concertgebouw, Amsterdam.

Het Australian Youth Orchestra gaf dinsdag een merendeels in Russisch schrift opgesteld visitekaartje af. Het land van herkomst was alleen vertegenwoordigd door het werk waarmee het programma opende, Celebrare Celeberrime, van Carl Vine. Het nog geen vijf minuten durende stuk was een aardige binnenkomer, met zijn climactische opbouw, maar heeft weinig om het lijf en is te vet georkestreerd.

Maar vervolgens liet het orkest horen dat het een verzamelpunt is van al wat een heel werelddeel aan jong muziektalent opbrengt. Rachmaninovs Tweede Pianoconcert beleefde een glorieuze uitvoering, waarbij het orkest excelleerde in brede, voortdurend opnieuw aangolvende melodiën. Soliste Cristina Ortiz, die inviel voor haar jongere collega Hélène Grimaud, betoonde zich een grande dame van het klavier, en zette met grote allure de lange lijnen af tegen de gebroken, over het hele toetsenbord uitgespreide akkoorden.

Onder dirigent Lawrence Foster, een man van een napoleontisch formaat met een dito autoriteit, bereikte het orkest zulke onstuimige hoogten dat de pianiste het onderspit leek te delven, maar dat deed geen afbreuk aan de grote distinctie die uitging van dit verder wat eenzijdige werk.

In de Eerste Symfonie van Dmitri Sjostakovitsj, waarin het orkest dikwijls wordt uitgedund tot kamermuzikale texturen, kregen de musici de kans om ook afzonderlijk te laten horen wat ze waard waren. Het is een avontuurlijk werk, waarin de componist alles uit de kast trekt. De eerste delen bieden koddige blazersduetjes, springerige soli voor de fagot en furieuze loopjes voor de strijkers, met een brutale overmoed aan elkaar gekit en voorzien van bruuske overgangen en contrasten. Foster slaagde er toch in de samenhang te handhaven en dit alles onder één noemer te brengen.

Indrukwekkender was het derde deel, een treurmars, waarin de lichtzinnigheid plaats maakt voor tragiek, gesymboliseerd door een dalend motief, dat telkens weer opduikt. De diverse solisten blonken uit in het doseren van klanken en tinten, vooral in de uitgespaarde pianissimo-passages, maar stortten zich met evenveel verve in het slotdeel. Daarin wordt het noodlotmotief op zijn kop gezet, en belandt de muziek in een razende mallemolen, die onder Fosters driftige, maar accurate directie perfect in de rails bleef, al waren enkele slagwerkuitbarstingen iets te overdadig.

Om nog eens te laten horen dat ze down under goed raad weten met Russische muziek rondde het orkest zijn programma af met een deel uit Prokofjevs Romeo en Julia, waarin het demonstreerde dat machinale discipline en intens musiceren geen onverenigbare grootheden zijn.


© Frits van der Waa 2006