de Volkskrant van 01-10-2004, Pagina 17, Kunst, Recensie
Jurowski bewerkstelligt elektriserende spanning
Rachmaninov, Tsjaikovski en Sjostakovitsj door het Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Vladimir Jurowski. 29 sept. De Doelen, Rotterdam. Herhaling: Rotterdam (1 en 3/10).
Amper een jaar geleden stond er opeens een jonge dirigent voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest die met een messcherpe lezing van Sjostakovitsj' Vijfde Symfonie verbazing en bewondering afdwong. Dat Vladimir Jurowski terug zou komen in Rotterdam lag zeer voor de hand, en nu is het dan zo ver. Evenals vorig jaar dirigeert hij een geheel Russisch programma, dat ditmaal bovendien enige malen herhaald wordt.
Jurowski is nu 32, maar kan al bogen op een glanzende internationale carrière. Hij is opgeleid door zijn vader Mikhail, debuteerde als 23-jarige bij het Wexword Festival en brak een jaar later door met een zeer goed ontvangen Nabucco in het befaamde operahuis Covent Garden. Intussen is hij vaste gastdirigent van het London Philharmonic Orchestra en artistiek directeur van het Glyndebourne Operafestival.
Jurowski liet woensdag opnieuw zien dat hij niet alleen het orkest, maar ook zichzelf volledig onder controle heeft. Hij bewaart zelfs in het heetst van de strijd een grote kalmte en een opperste economie aan bewegingen. Met simpele, maar welsprekende handgebaren plooit hij de orkestklank, anticipeert op inzetten, en bewerkstelligt met zijn afgewogen slagen een elektriserende spanning.
De manier waarop hij de vier langzaam aanzwellende climaxen van Rachmaninovs symfonisch gedicht Dodeneiland opbouwt, maakt dit op zichzelf niet bijster bijzondere werk tot een boeiende gebeurtenis. In Tsjaikovski's Rococo-variaties is het allereerst cellist Pieter Wispelwey die de kastanjes uit het vuur haalt, met glansrijk spel en een toon die zelfs tijdens het zachtste gemurmureer niets aan intensiteit inboet, maar Jurowski volgt hem op de voet.
Het programma besluit met twee wonderlijke stukken van Sjostakovitsj. De Vijf fragmenten voor klein orkest zijn nauwelijks meer dan schetsen, maar de extreme liggingen en de al even op de spits gedreven verstilling in het middelste deel maken het toch tot een absorberende ervaring. In de Zesde Symfonie zijn de tegenstellingen nog krasser: op een traag openingsdeel, waarin de muziek menigmaal tot een of twee kale lijnen gereduceerd wordt, volgen twee razendsnelle delen met opgefokte Radetzky-marsritmes. Maar kaalslag of hysterie, Jurowski houdt het orkest en het publiek onafgebroken in zijn greep.
© Frits van der Waa 2006