de Volkskrant van 09-10-2004, Pagina 9, Kunst, Recensie
Oude meesters Renaissance overschaduwen hun navolgers
Virgo Maria: werk van Obrecht, Cornysh, Gombert, MacMillan en Tavener door het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Stephen Layton. 7 oktober, Beurs van Berlage, Amsterdam. Herhaling: Beek-Ubbergen (10/10), Groningen (12/10), Leeuwarden (13/10), Arnhem (14/10) en Enschede (15/10).
De devotie die componisten de heilige maagd Maria toedroegen leeft tot op vandaag voort vooral in het Angelsaksische taalgebied. Dat is dezer dagen te horen bij het Nederlands Kamerkoor (NKK), dat drie Maria-lofzangen uit de Renaissance combineert met muziek van de hedendaagse spiritualisten James MacMillan (45) en John Tavener (60). Voor dit programma hebben beide componisten in opdracht van het NKK een nieuw werk gecomponeerd.
Dat is dus altijd een beetje een schot in het duister. Je moet maar afwachten of het nieuwe werk zich kan meten met de glorieuze contrapuntische kunsten van componisten als Gombert, Obrecht en Cornysh. Het moet MacMillan worden nagegeven dat zijn muziek die vergelijking goed doorstaat. Zijn Laudi alla Vergine Maria bevat gedurfde muziek, waarin hij vrijmoedig omgaat met traditionele samenklanken. Fraai zijn de door het hele koor gezongen akkoordzuilen, waaruit zich dan weelderige solomelodieën losmaken. Alleen is Laudi, hoe theatraal ook, wel erg kort. Na vijf minuten is het moois voorbij.
Stella Matutina van John Tavener duurt ruimt twintig minuten, maar maakt die lengte niet waar. Zoals gewoonlijk schenkt Tavener slappe thee met veel melk: het meest in het oor klevende kenmerk van zijn stuk zijn de zoetgevooisde akkoorden die hij vertraagd over elkaar laat schuiven. Het stuk bevat bovendien een paar wonderlijke breuken, waardoor het een lappendeken lijkt.
De echte pijlers in het programma zijn toch de Maria-motetten van Obrecht en Gombert, met hun opulente, verknoopte veelstemmigheid. Het Salve Regina van William Cornysh biedt met zijn dunnere texturen en grillige melodiek een mooi contrast.
Hoewel het NKK nog altijd een stevige vocale vuist kan maken, heeft het niet meer de glans van weleer. Sommige stemmen klinken een beetje beslagen, en een enkele maal kost het zelfs moeite om een octaaf zuiver te krijgen. Het zou natuurlijk een griepje kunnen zijn, maar waarschijnlijk is het eerder de vergrijzing die zich hier doet gelden.
de Volkskrant van 20-10-2004, Pagina 13, Forum, Brief
Grijze zangers
Het is een goede gewoonte, uit respect en waardering voor het onafhankelijk deskundig oordeel van de journalist, niet te reageren op muziekrecensies. Van een slechte recensie kun je veel leren. Toch voel ik mij nu genoodzaakt te reageren op de recensie van Frits van der Waa in uw krant.
Van der Waa stelt dat het Nederlands Kamerkoor niet meer de glans heeft van weleer omdat de vergrijzing zich doet gelden. En hier maakt hij een belangrijk punt. Gelukkig is er op dit moment nog geen sprake van vergrijzing. De gemiddelde leeftijd van de zangers is over de afgelopen tien jaren niet gestegen. Maar als de plannen van het kabinet-Balkenende doorgang vinden, ontstaat het probleem waar Frits van der Waa de zere vinger op legt wél.
Het Nederlands Kamerkoor staat in de internationale koorwereld bekend als een van de beste vocale ensembles. Een belangrijke randvoorwaarde voor het behoud van die kwaliteit is het feit dat zangers op 55-jarige leeftijd het koor verlaten. Geachte mevrouw Van der Laan, zet musici alstublieft op de lijst van zware beroepen en zorg ervoor dat vervroegd uittreden mogelijk blijft. Daarmee draagt u direct en concreet bij aan behoud van de kwaliteit van de Nederlandse orkesten en ensembles.
Amsterdam
Madeleine Meijer Zakelijk leider Ned. Kamerkoor
© Frits van der Waa 2006