Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant van 18-10-2004, Pagina 11, Kunst, Recensie

Gloedvolle zang van mezzo met polsbelletjes

Retrospectief Berio mengt speelsheid met strengheid

Maderna, Berio en Francesconi, door het Asko/Schönberg Ensemble, Aurelia Saxofoon Kwartet en leden Nederlands Kamerkoor o.l.v. Reinbert de Leeuw. Kox, Telemann, Strauss, Britten en Mozart door het Nederlands Kamerorkest o.l.v. Gordan Nikolic, 16 oktober, Concertgebouw, Amsterdam.

Voor de vorig jaar overleden Italiaanse componist Luciano Berio was de menselijke stem een belangrijke inspiratiebron. Zelfs in zijn instrumentale muziek klinkt de lyriek van de vocale lijn dikwijls nog door. Bij het grote retrospectief dat de ZaterdagMatinee aan hem wijdde, brachten het Asko en het Schönberg Ensemble niet alleen zes werken van de betreurde meester ten gehore, maar ook een recent werk van zijn gedoodverfde opvolger Luca Francesconi, alsmede de Serenata No.2 van zijn al 1973 gestorven strijdmakker Bruno Maderna. Dit werk uit 1957, waarmee het programma opende, laat meteen horen waarin de Italiaanse moderne muziek zich toen al onderscheidde: een mengeling van speelsheid en strengheid, waarin verfijning en poëzie altijd vooropstaan. Net als bij Berio overheersen in Maderna's muziek hoge, iriserende klanken, en heeft het traject dat de muziek aflegt een logisch verloop, waarin ondanks abrupte overgangen altijd elementen uit het voorafgaande bewaard blijven.

Francesconi's hommage aan Berio uit 1996, Inquieta limina, beleefde hier zijn Nederlandse première. Het is een kort stuk, maar het staat als een huis. Vooral de solo-accordeon, bespeeld door An Raskin, geeft het stuk een heel pregnant geluid – en de blaffende akkoorden aan het slot zijn uitgesproken geestig.

Berio's liefde voor de volksmuziek kwam tot uiting in Naturale, waarin altvioliste Tabea Zimmermann en percussioniste Peppie Wiersma veldopnames van een Siciliaanse zanger van begeleiding en tussenspelen voorzagen, en natuurlijk in de veelgespeelde Folk Songs. Hoewel Cristina Zavalloni in het lage register nogal eens werd overstemd door de begeleiding, maakte ze indruk met haar performance en haar ongekunstelde stemgeluid.

Minstens even gloedvol was de voordracht van mezzo Margriet van Reissen in Calmo, die hiervoor tevens met polsbelletjes was toegerust. Karakteristiek voor Berio's schrijfwijze zijn de etherische, diffuse harmonieën waarmee hij de solo-lijn als het ware met een halo omgeeft. Die keren ook terug in Corale en Kol Od, met respectievelijk violiste Marijke van Kooten en trompettist Hakan Hardenberger als eminente protagonist.

Ofschoon het retrospectief als geheel een tikje overladen was, kreeg het een fraaie afsluiting met het rijkgeschakeerde Canticum novissimi testamenti, waarin dirigent Reinbert de Leeuw acht zangers van het Nederlands Kamerkoor, vier klarinettisten en het Aurelia Saxofoon Kwartet met vaste hand door het muzikaal labyrint gidste.

Het programma waarmee het Nederlands Kamerorkest een paar uur later in dezelfde zaal het vijftigjarig bestaan van de Stichting Beeldende Kunst luister bijzette, was beduidend losbladiger. Toch had het een aardige grondgedachte, namelijk de tegenstelling tussen 'beeldende' en 'absolute' muziek.

Componist Hans Kox componeerde speciaal voor deze gelegenheid een nieuw stuk. De titel, The Concert in the Egg, verwijst naar een schilderij van Jeroen Bosch, maar het werk, een reeks van variaties, is toch allereerst abstract. De muziek is beurtelings weemoedig en stormachtig, maar wel sfeervol, al maken de snelle delen een wat kortademige indruk.

Benjamin Brittens Variaties op een thema van Frank Bridge beleefden onder de enthousiaste leiding van concertmeester Gordan Nikolic een zinderende uitvoering, en muziek van Mozart en Telemann zorgde voor klassiek tegenwicht. Maar het aardigste onderdeel van het concert was onbetwist Till Eulenspiegel – einmal anders!, waarin bewerker Franz Hasenhrl de bezetting van Strauss' beroemde orkestwerk heeft teruggebracht tot vijf musici – zonder verlies aan smeuïgheid.


© Frits van der Waa 2006