de Volkskrant van 25-11-2004, Pagina K22, Kunst katern, Recensie
Bachs laatste leerling
Werken van J.G. Müthel. Menno van Delft, klavichord. Teknon.
Johann Gottfried Müthel (17281788) was de allerlaatste leerling van Bach: hij studeerde in 1750 drie maanden bij de grote meester. In 1753 vertrok hij naar Riga. Drie jaar later verscheen zijn bundel III Sonates et II Ariosi avec XII Variations, die nu door Menno van Delft op de plaat is gezet.
Deze dubbel-cd is echt een hebbedingetje. Müthels muziek, die beduidend moderner was dan die van zijn leermeester, heeft een uitgesproken sprankelend karakter, wat Van Delft onderstreept met even uitbundig als genuanceerd spel. De kers op de taart is zijn keuze voor het klavichord in dat tijdperk het enige toetsinstrument dat verschillen in geluidssterkte toeliet zij het op fluistersterkte.
Organum Dominicum: Brandts Buys, Reger, Bunk, Brahms, De Lange, door Leo van Doeselaar. NorthWest Classics.
De Nederlandse en Duitse orgelcomponisten van omstreeks de vorige eeuwwisseling waren dol op chromatisch knoedelwerk, en Leo van Doeselaar deelt die liefde hoorbaar op deze cd, waarop hij het kolossale Wilhelm Sauer-orgel in de kathedraal van Berlijn bespeelt. Naast werk van Reger en Brahms bevat de cd ook muziek van drie Nederlanders. Vooral Legende van de in Rotterdam geboren, maar later naar Duitsland verhuisde componist Gerard Bunk is een verrassend goed muziekstuk.
Biber: Soldiers, Gypsies, Farmers and a Night Watchman. Combattimento Consort Amsterdam o.l.v. Jan Willem de Vriend. Challenge Classics.
Al sinds de oprichting breken het Combattimento Consort Amsterdam en zijn dirigent Jan Willem de Vriend lansen voor de bevlogen componist Heinrich Ignaz Franz Biber (16441704). Op deze cd heeft De Vriend een aantal werken bijeengebracht die een verhaal of een karakter uitbeelden, zoals de titel al aangeeft. De cd begint een beetje gewoontjes, ondanks vurig spel van het Consort. Maar bij de laatste twee stukken slaat de vlam in de pan. Vooral de Battalia, waarin Biber met behulp van allerlei avantgardistische klankeffecten een veldslag uitbeeldt, is uiterst curieus.
J.S. Bach/Van Vlijmen: De Kunst der Fuge. Viotta Ensemble o.l.v. Jan Willem de Vriend. Ottavo.
De Vriend leidt ook de bewerking voor veertien instrumenten die Jan van Vlijmen in 2000 maakte van Bachs Die Kunst der Fuge, en die nu door het Viotta Ensemble op de plaat gezet is. Van Vlijmen laat de instrumentale kleuren van de verschillende stemmen per frase en soms zelfs per noot van kleur verschieten, met de bedoeling de luisteraar een leidraad te verschaffen door Bachs tamelijk hermetische werk. Uitvoering en opname zijn uitstekend.
The Eindhoven String Octets: Visman, Breuker, De Raaff en Ketting. Mondriaan en Schönberg Kwartet. BVHaast.
Vier nieuwe Nederlandse stukken. Robin de Raaff is in zijn Gemini Gestures wel heel spaarzaam met de klank, en Willem Breuker maakt er in www.brandhout.nl een beetje een gooi- en smijtboel van. Maar Bart Vismans Octet is een vriendelijk stuk, en Otto Ketting laat de acht strijkers in zijn Printemps klinken als een compleet strijkorkest.
Werken van Erik Verbugt. Gerard Bouwhuis, Johan Faber en Ernest Rombout. Cavalli Records.
De muziek van Erik Verbugt (1966) heeft een enorme expressiviteit en allure. De vijf stukken op deze cd zijn deel van het 'prozaproject' pijnberichten waarin hij inspiratie put uit literatuur. Zijn muzikale taal is geavanceerd, maar toegankelijk, en de uitvoeringen door pianist Gerard Bouwhuis, slagwerker Johan Faber en hoboïst Ernest Rombout zijn uitmuntend.
© Frits van der Waa 2006