de Volkskrant van 06-12-2004, Pagina 12, Kunst, Recensie
Janine Jansen brengt pure loutering
Werk van Hartmann, Britten, Turnage en Stravinsky, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Jonathan Nott.
In tonen valt niet alles uit te drukken, maar desondanks klinkt in een muziekstuk dikwijls de geest van de tijd door. Dat is het onderwerp van het jongste programma van het Koninklijk Concertgebouworkest: Exil en entartete Musik - in samenwerking met de ZaterdagMatinee.
De symfonische sub-serie van de Matinee bevat muziek van componisten die op grond van hun afkomst of esthetiek door de nazi's werden verguisd, zoals Berthold Goldschmidt, Hanns Eisler, Rosy Wertheim en Sem Dresden. Allen componisten die de oorlog hebben overleefd. Het Concertgebouworkest geeft daarop nog een aanvulling met premières van Erwin Schulhoff en Victor Ullmann, die vermalen zijn tijdens de nazi-terreur.
Bij de twee KCO-optredens van dit weekeinde ging het om uitgewekenen en overlevers, zoals Karl Amadeus Hartmann, die zijn compositie Miserae uit 1934 opdroeg aan de slachtoffers van Dachau.
Het verhaal rond Miserae, dat destijds in Praag zijn première beleefde en in 1977 al eens door het KCO is uitgevoerd, blijkt interessanter dan het werk zelf: de mistroostige geluiden die hier conform de titel ontspruiten worden afgewisseld met marsmuziekjes die wellicht parodistisch bedoeld zijn, maar toch iets te opgewekt aandoen. En hoewel het stuk getuigt van een vruchtbare fantasie, maakt het een rapsodische, losbladige indruk.
Dan was het recente, als actuele pendant gekozen Uninterrupted Sorrow van de Britse componist Marc-Anthony Turnage (1960) een beduidend hechtere compositie, al riep het de vraag op of het nu echt nodig was om hiervoor zo'n reuzenorkest op te laten draven. Niettemin speelt Turnage een boeiend spel met klaaglijke, boventoonrijke akkoorden en aanvankelijk ijle, maar geleidelijk steeds dichter bevolkte tussenruimtes. Strijdvaardige tempoversnellingen leiden tot oplopende hectiek, maar daarna brengen benarde samenklanken het stuk tot een slepend einde.
Het hoogtepunt van het programma was evenwel het Vioolconcert dat de naar de USA uitgeweken dienstweigeraar Benjamin Britten in 1940 componeerde. Violiste Janine Jansen, die hiermee haar debuut bij het KCO maakte, legde haar ziel en zaligheid in haar spel, wat een ademstokkende vertolking opleverde. Vooral in het derde deel, dat beurtelings smachtend en broeierig is, bood ze met haar ranke, maar intens zangerige toon pure loutering en troost.
Stravinsky's Symfonie in drie delen, die eveneens tijdens de oorlogsjaren in de States is ontstaan, was een fraaie afsluiting van dit overladen programma. Dirigent Jonathan Nott, die eveneens voor het eerst optrad met het KCO, kwam hier vergeleken met zijn onverveerde optreden in de overige stukken wat vrijblijvend voor de dag. Het blijft een enerverend stuk, met zijn wonderlijke pendels en botsingen tussen majeur en mineur, maar het had iets puntiger en geprofileerder gekund.
© Frits van der Waa 2006