de Volkskrant van 27-12-2004, Pagina 12, Kunst, Recensie
Jansons en Barenboim tonen spierballen tijdens kerstmatinee
Brahms en Rachmaninov, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons. 25 December, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4 (Rachmaninov): 9 januari 14.15 uur.
Twee krachtpatsers troffen elkaar in de kerstmatinee van het Koninklijk Concertgebouworkest. Voor Daniel Barenboim was het eerste maal dat hij optrad met het orkest: de 62-jarige pianist en dirigent heeft zich tussen 1972 en 2002 niet meer laten zien in Nederland, gebelgd als hij was over ongunstige kritieken. Dirigent Mariss Jansons leidt het KCO sinds enkele maanden en heeft al flink zijn stempel op het orkest gedrukt, wat vooral te horen is aan de robuuste strijkersklank.
De twee musici konden het goed met elkaar vinden in Brahms' Eerste Pianoconcert, en dat is niet zo'n wonder, want ze hadden datzelfde werk in maart al met elkaar gespeeld, al was dat toen met het Pittsburgh Symphony Orchestra.
De kerstmatinee heeft in de loop der jaren wel wat aan luister verloren. Ten tijde van Bernard Haitink, die het koppelde aan de symfonieën van Mahler, werd het evenement per Eurovisie naar vele landen doorgestraald. Diens opvolger Riccardo Chailly heeft daar nooit een goed antwoord op kunnen vinden, al wist hij meestal wel spectaculair repertoire te kiezen.
De Avro maakte het dit jaar goed door althans Brahms' pianoconcert rechtstreeks op de buis te brengen. Rachmaninovs Symfonische dansen zijn ook vastgelegd, maar blijven nog op de plank. Wel zal dit werk, dat Jansons afgelopen week al uitvoerde met het KCO, op de radio te horen zijn.
Brahms en Rachmaninov - het is niet de meest voor de hand liggende, en zeker voor een kerstmatinee een niet erg publieksvriendelijke combinatie. Brahms' concert duurt bijna een uur, en is bovendien een werk waaraan af te horen is dat bij de componist de inspiratie niet altijd vanzelf kwam . Barenboim en Jansons waren eensgezind in hun benadering van de dynamiek, wat resulteerde in over-nadrukkelijke forte-passages, waarin de noten niet rond maar hoekig, ja zelfs vierkant klonken.
Tegenover het krachtdadige en tegelijkertijd nogal wollige spel van Barenboim, waaruit veel aandacht voor de grote lijn, maar weinig oog voor detail sprak, stelde Jansons een heldere, zij het nogal priemende strijkersklank en soepel invoegende blazers. De gezamenlijke verrichtingen deden in de hoekdelen allereerst denken aan het bedrijven van krachtsport, getuige het gepoets met zakdoekjes van beide protagonisten. Echt mooi werd het alleen in het langzame deel, waarin pianist en orkest wedijverden in het bereiken van een absorberende verstilling.
Rachmaninovs Symfonische dansen zijn daarbij vergeleken lichte kost, met hun soms naar Technicolor neigende kleurenpracht hun pakkende melodie, en de curieuze combinatie van wufte walsmuziek, ritmische verrassingen en referenties aan kerkmuziek. Ze kwamen dan ook aanmerkelijk beter uit de verf. Jansons sloeg de vele hoekjes behendig om, en wist hier het aplomb en spierballenvertoon te beperken tot de plekken waar zulks op zijn plaats was. Hoewel de respons van het publiek niet te wensen overliet, ligt hier toch een mooie taak voor Jansons: het opwaarderen van de kerstmatinee, die op zijn minst een zweem van zijn oude glorie moet herkrijgen.
© Frits van der Waa 2006