de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 6 januari 2005 (pagina 15)
Rituele 'Tea' van Tan Dun mist de kracht van sake
Tea. Van Tan Dun door de Nederlandse Opera o.l.v. Pierre Audi en Tan Dun. 4 januari, Het Muziektheater, Amsterdam. Herhaling: 6, 8, 9, 11, 12/1.
Het is dat theeblaadjes een nauwelijks hoorbaar geluid maken, anders had de
Chinees/Amerikaanse componist Tan Dun vast nog wel kans gezien ook dat te
verwerken in zijn opera Tea. Met dat al spelen natuurklanken een
belangrijke rol in dit van Zen-gedachten doortrokken muziekdrama - al worden
ze wel onder het vergrootglas van de elektrische versterking gelegd: in
plaats van theeblaadjes gebruikt Tan velletjes papier, waaraan het
mannenkoor door middel van scheuren, frommelen en blazen uiteenlopende
geluiden ontlokt. Drie slagwerksters bespelen kommen water, subtiel
druppelend of petsend met de vlakke hand. En in het laatste bedrijf klinken
op elkaar geslagen keisteentjes en geklop op aardewerken vazen.
Op de kop af twee jaar na de Europese première in het Amsterdamse
Muziektheater zijn Tan Dun en regisseur Pierre Audi weer van de partij, nu
de Nederlandse Opera Tea herneemt. Er zijn ook wat verschillen: in
de bak zetelt nu het Residentie Orkest, dat slechts bij drie van de zes
voorstellingen wordt aangevoerd door de componist zelf. Lawrence Renes
neemt de overige drie avonden voor zijn rekening.
Ook hebben de twee wedijverende prinsen, die allebei menen te weten waar
het echte exemplaar van het Boek van de Thee zich bevindt, plaats gemaakt
voor andere: Chang Yong Liao zingt de rol van de Japanse prins Seikyo,
terwijl de Amerikaan Warren Mok diens Chinese rivaal vertolkt, en dat doen
ze allebei met grote inzet. Vooral Chang is indrukwekkend, met zijn warme,
natuurlijke timbre en zijn weke tonen in het falsetregister.
Het duel tussen beide prinsen doet in allure nauwelijks onder voor het
gevecht tussen Darth Vader en Obi-Wan Kenobi uit Star Wars. Hun zuster
respectievelijk geliefde prinses Lan, die daarbij het loodje legt, krijgt
opnieuw eloquent gestalte in de persoon van Nancy Allen Lundy.
Wat de toeschouwer aanmoet met al deze theeleutende lieden van koninklijke
bloede blijft intussen de vraag. Het verhaaltje heeft niet veel om het lijf,
wikkelt zich tamelijk plichtmatig af, en de door Tan gecomponeerde melodieën
mogen Chinees aandoen, maar hebben vooral een hoog kwispelgehalte.
De kruisbestuiving tussen Peking en Hollywood wil niet echt tot stand
komen: als het orkest op volle kracht werkt, maakt het een wat machteloze
indruk. Subtieler zijn de uitgespaarde lijnen die de basfluit doet opklinken,
en de fantastische klank-uitvindingen, zoals het geroffel op meterslange,
hangende vellen papier.
En toch is Tea een prachtige, uitgebalanceerde voorstelling - als je
althans de traditionele maatstaven even links laat liggen en een
niet-doelgerichte Zen-houding aanneemt. Als ritueel is het de perfecte
pendant van de theeceremonie waarover het aldoor gaat. Dankzij het aandeel
van het koor en de drie slagwerksters is de enscenering naadloos verweven
met de partituur, en de wijze waarop Audi zijn personages laat invoegen en
circuleren over een reusachtig, uit vijf grote repen opgebouwd Chinees
karakter, rijmt met het gekabbel van de muziek.
Uit de kostuumontwerpen van Angelo Figus, een van Audi's vaste maatjes,
spreekt bovendien hetzelfde gevoel voor materiaal en voor het tactiele dat
ook Tans muziek kenmerkt. Niettemin was het veelzeggend dat de Nederlandse
Opera het na afloop blijkbaar tijd vond voor een wat sterker brouwsel en
de genodigden trakteerde op glaasjes sake.
© Frits van der Waa 2006