Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, 21 februari 2005 (pagina 10)

Haitink speelt Bruckners Achtste met romige strijkers

Bruckner: Achtste Symfonie, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. 20 februari, Concertgebouw, Amsterdam.

Er zijn componisten van wie staande valt te houden dat ze hun hele leven hetzelfde muziekstuk componeren en Anton Bruckner behoort ongetwijfeld tot die categorie. Op zijn onvoltooide Negende na hebben al zijn symfonieën vier delen en zijn ze allemaal opgetrokken volgens hetzelfde grondplan.

Pas in zijn Achtste stond Bruckner zich een kleine variatie toe door het scherzo, dat voorheen altijd op de derde plaats kwam, te verwisselen met het langzame deel. Maar dat is niet de voornaamste reden dat de Achtste dikwijls als de meest ideale realisatie van Bruckners grondplan wordt beschouwd. Dat zit hem eerder in de goed getroffen balans tussen het intieme detail en het grote orkestrale geheel - zogezegd tussen de golfjes en de enorme vloed waarin de luisteraar anderhalf uur lang wordt ondergedompeld. Bruckner maakt de tijd kneedbaar, wat heel paradoxaal is, doordat zijn muziek juist gebaseerd is op een raamwerk van maten waarin het getal vier vrijwel overal met het blote oor te bespeuren valt.

Er zijn weinig dirigenten die zo'n affiniteit met Bruckners tijdboetseerkunst hebben als Bernard Haitink. De 75-jarige 'eredirigent' van het Concertgebouworkest leidt zijn voormalige orkest deze week ook nog in een programma met werk van Escher, Debussy en Mozart - minder monumentaal dan de memorabele Achtste die hij dit weekeinde twee maal dirigeerde.

De orkestklank deed als geheel warmbloedig aan, met romige strijkers, robuust koper en de fluwelen klanken van vier Wagner-tuba's. Vooral in het Scherzo van deze symfonie wint de zwaarwichtigheid het van de schalksheid, maar onder Haitinks handen, die de hobonoten in welhaast homeopatische doses injecteert, krijgt het toch een onvertroebelde lichtheid. Ook in het Adagio verzoent hij de hoekige harmonische progressies met de lang uitgesponnen lijnen, en laat de violen in een getokkelde passage niettemin even luchthartig trippeltrappelen.

Het blijft een wonderlijke ervaring, dat Bruckner met zijn hokjesgeest en zijn bijna manische hang naar de viervuldigheid de weidsheid van de door hem bewonderde Wagner weet te benaderen. Dat valt vooral op in het slotdeel van de Achtste, waarin zelfs de thematiek wordt gedicteerd door pendelbewegingen en herhalingen. Dirigent Haitink bleef soeverein en modelleerde het bouwwerk van muzikale lego-blokjes tot een ononderbroken, gewelfde spanningsboog.


© Frits van der Waa 2006