de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 28 februari 2005 (pagina 13)
De Kerle meester in stemmen smeden
De Kerle en Luython door het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Paul van Nevel. 26 februari, Beurs van
Berlage, Amsterdam. Herhaling Gouda (1-3), Amersfoort (2-3), Groningen (3-3) en Utrecht, (4-3).
Di Lasso en Van Eyck door Cappella Amsterdam o.l.v. Daniel Reuss. 27 februari, Waalse Kerk, Amsterdam.
Herhaling Enschede (18-3). Radio 4: 21-3, 20.00 uur.
De late zestiende eeuw was in muzikaal opzicht een tijdperk van grote weelde. Meer en meer componisten
stelden er toen een eer in om te bewijzen wat ze met vijf, zes of meer stemmen konden uitrichten, na de
drie- of vierstemmigheid die in de vijftiende eeuw de norm was. Dirigent Paul van Nevel is een gedreven
bezoeker van de archieven waar veel repertoire uit die tijd ten onrechte ligt te sluimeren. Met het
Nederlands Kamerkoor brengt hij dezer dagen werk tot klinken van twee veronachtzaamde componisten,
Jacobus de Kerle en Karel Luython.
Vooral hun pleidooi voor De Kerle (1531/2-1591) is bijzonder overtuigend. Het opent zesstemmig, met een
Agnus Dei dat in de slotstrofe echter uitgroeit tot een opulente negenstemmigheid: de wemeling
van lijnen die zich verzoenen tot samenklanken is verfijnd en weldadig tegelijk. Nauwelijks minder
schitterend zijn een zesstemmig motet Media vita en een achtstemmige lofzang op het 'heilig
verbond' tegen de Turken uit 1571. Fascinerender nog is De Kerles meesterschap wanneer hij woekert met
het in drie of vier lijnen hercombineren van motieven, zoals in zijn Requiemmis. Dit is ware
stemmensmeedkunst.
De Jeremia-lamentaties van zijn iets jongere tijdgenoot Luython zijn evengoed luisterrijk, maar
iets minder overweldigend. Van Nevel modelleert en boetseert tempo en dynamiek met een naar het
romantische neigende hang naar retoriek.
Bij Cappella Amsterdam, het koor dat zich de laatste jaren onder leiding van Daniel Reuss tot een
evenknie van het Kamerkoor heeft ontwikkeld, klinken de Lagrime di San Pietro. De beroemde
Orlando di Lasso, wiens jaartallen nagenoeg samenvallen met die van De Kerle, laat in dit werk - zijn
laatste - de wroeging van Petrus zevenstemmig bezingen. Ondanks vertakte lijnen en harmonische pracht
blijven verstaanbaarheid en expressie van de tekst vooropstaan. De Cappella-zangers combineren
elegantie met diepgang, en ingetogenheid met welsprekendheid. Blokfluitiste Anneke Boeke voegt in haar
intermezzo's nog meer lagrime toe aan dit tranendal, maar verschaft toch wel enig respijt, te
midden van zo veel zelfbeklag en levensmoeheid.
© Frits van der Waa 2006