Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 7 maart 2005 (pagina 10)

Behaagzieke viool in akkoordenbedje

Schulhoff, Ullmann en Sjostakovitsj, Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. James Conlon. 4 maart, Concertgebouw, Amsterdam.

In de jaren tachtig, toen hij nog chef-dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest was, viel James Conlon zelden te betrappen op een hang naar avontuur. Dat is sedertdien wel anders geworden. Conlon heeft zich opgeworpen als voorvechter van de zogenaamde entartete Musik, van componisten die het slachtoffer werden van de nazi-terreur.

In Europa is de term 'entartet' een beetje gedevalueerd, omdat het uiteindelijk niet de biografie van de maker is, maar de kwaliteit van het werk zelf die bepaalt of een compositie voortleeft. Maar in Amerika is op dat gebied nog werk te verrichten.

Conlon stond afgelopen week op zijn 54ste voor het eerst voor het Koninklijk Concertgebouworkest. Zijn debuut mocht er zijn; naast stukken van Erwin Schulhoff en Viktor Ullmann prijkte muziek van Dmitri Sjostakovitsj, een componist die in diezelfde tijd door weer een ander totalitair regime door de mangel werd gehaald. Met de door Conlon samengestelde suite uit diens opera Lady Macbeth van Mtsensk kon het orkest zich vast warmlopen voor de begeleiding van de complete opera, volgend jaar in juni.

Dat Schulhoff en Ullmann tot de groten van de 'entartete Musik' gerekend mogen worden is bekend, maar Ullmanns Pianoconcert uit 1940 heeft hier nooit geklonken. Het blijkt een energiek, en buitengewoon effectief georkestreerd stuk te zijn, met veel klopmotieven en verzadigde samenklanken die vooral in het langzame deel jazzy aandoen, zonder dat het nu meteen divertissement wordt. Het aandeel van het orkest is zo gewichtig, dat de pianopartij, die met toewijding werd vertolkt door Garrick Ohlsson, er door in de marge wordt gedrukt.

Ook de Suite van Schulhoff is meesterlijk geïnstrumenteerd, zodat de behaagzieke viool in een gespreid akkoordenbedje belandt. De referenties aan de jazz liggen er overigens wel erg dik op, waardoor het stuk meer amusements- dan eeuwigheidswaarde heeft.

Wat alle componisten in dit fraai gecomponeerde drieluik verbindt, is de hang om tegen schenen te schoppen. Toen hij in Lady Macbeth een copulatie op muziek zette moet de amper 25-jarige Sjostakovitsj toch beseft hebben dat dat wel eens ergens in het verkeerde keelgat kon schieten. De opera getuigt van compositorische stoutmoedigheid.

Met zijn noodlotszwangere, schroeiende harmonieën, zijn over hun toeren draaiende machinerieën en zijn effectieve spotternij is het een van de meest extreme stukken uit zijn oeuvre. Conlon toonde zich een meer dan vaardig dirigent in het beteugelen en opvoeren van de geluidsdruk, alsook in tegen elkaar opzetten van tiktak-tijd en zigzaggende melodieën.


© Frits van der Waa 2006