de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 10 maart 2005 (pagina K19)
Pleit tussen ensembles blijft nog onbeslecht
Beethoven: The late string quartets. Takács Quartet. Decca., Beoordeling: 9, Beethoven:
String quartets vol. 3 en 4 (op. 95, 127, 130, 131, 133). Borodin Quartet. Chandos. Beoordeling: 9
Beethovens late strijkkwartetten blijven voor elk kwartetgezelschap een Olympus van duizelingwekkende
hoogte, maar net als bij de Mount Everest zijn de beklimmers ervan een stuk talrijker dan vroeger.
Zowel het Hongaars/Engelse Takács Kwartet als het eerbiedwaardige Borodin Kwartet heeft dit
ongenaakbare repertoire nu op cd vastgelegd. Het Takács Kwartet is daarmee klaar met de complete
Beethoven; het Borodin heeft de vroegste kwartetten (opus 18) en de laatste kwartetten (opus 132 en
135) nog voor de boeg.
Bij ensembles van deze statuur draait elke vergelijking uit op haarkloverij, maar onderscheid is er
niettemin. De test-case is natuurlijk de Grosse Fuge, op. 133, die Beethoven
oorspronkelijk bedoeld had als Finale voor het kwartet opus 130. Voor beide viermanschappen is het
hard knokken, maar het lijkt erop dat de interpretatie van het Borodin Kwartet meer bezonken is, wat
ook wel mag voor een ensemble dat al zestig jaar bestaat. Het Borodin speelt deze bitse fuga met het
mes op tafel, eerst snijdend, dan sereen, en weet uit de welhaast babylonische stemmenstrijd toch nog
orde, logica en heldere contouren te winnen. Het Takács Kwartet maakt meer haast en slaagt er
wellicht daardoor niet voortdurend in om de botsingen met een air van behendigheid te presenteren.
Kenmerkend voor het Borodin Kwartet is de behoefte om tot de kern door te dringen. Tegelijkertijd is
het timbre soms van een Slavische vlezigheid, waar het Takács, conform de afkomst van de
spelers, een mooie synthese tussen centraal-Europees pathos en modern-westerse zakelijkheid bereikt.
De vergelijking valt dus met één haartje verschil uit in het voordeel van het Borodin
Kwartet - maar omdat er nog twee kwartetten moeten komen, waaronder het indringende opus 132, blijft
het pleit tussen de twee ensembles voorlopig toch onbeslecht.
Mendelssohn: The complete string quartets. Emerson String Quartet. DG. Beoordeling: 9
Mendelssohn is schrikbarend jong gestorven, op zijn achtendertigste, en heeft ontzagwekkend mooie
muziek geschreven, waaronder zes strijkkwartetten, die minder vaak te horen zijn dan ze verdienen. Het
Amerikaanse Emerson String Quartet maakt zich sterk voor deze muziek, die misschien niet zulke immense
pieken en dalen kent als de strijkkwartetten van Beethoven, maar toch ook stevige eisen stelt en
bepaald niet is ontbloot van tragiek. Geen Himalaya's hier, wel een paar volwassen Alpen.
Dat geldt vooral voor het warmbloedige Kwartet no. 6, dat Mendelssohn niet lang voor zijn dood
componeerde. Maar zelfs het vroegste werk op deze vierdubbel-cd, het op 14-jarige leeftijd geschreven
nummerloze Kwartet uit 1823, is al van een verbazende elegantie en diepgang. De vier strijkers laten
in hun vertolkingen horen dat stoer spel en een slanke toon wel degelijk met elkaar te rijmen zijn, en
dat de eendracht en precisie die ze aan de dag leggen spontaan musiceren niet in de weg staan.
Behalve de officiële kwartetten bevat deze doos ook de verschillende losse stukken die
Mendelssohn voor strijkkwartet heeft geschreven, zoals de charmante variaties en het scherzo die
wellicht bedoeld waren voor een zevende kwartet. Een speciale traktatie is een uitvoering van het
Octet, ook zo'n jeugdwerk waarin Mendelssohns genie al voortdurend vonkt. Het Emerson Kwartet
heeft zichzelf hiertoe verdubbeld, met behulp van de moderne opnametechniek. Het resultaat is een
uitvoering die op het punt van eendracht zijn weerga niet heeft. Hoewel de bijgaande korte
video-documentaire wel erg nadrukkelijk de eigen loftrompet steekt, biedt ze toch een interessant
kijkje in de keuken.
© Frits van der Waa 2006