de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 14 maart 2005 (pagina 12)
'Solisten moeten zingen in koor'
De Matthäus onder leiding van Masaaki Suzuki zal de laatste zijn in de 'oude' meervoudige
bezetting. Zijn mening: 'In Japan werkt een kleine bezetting zeker niet.'
Met zijn witte manen en ringbaardje maakt Masaaki Suzuki op het eerst gezicht een eerbiedwaardige
indruk, maar wanneer hij aan het woord is, verschijnt er toch menigmaal een onprofessorale twinkeling
achter zijn brillenglazen. De 50-jarige dirigent en organist uit Japan is door de Nederlandse
Bachvereniging uitgenodigd om de jaarlijkse uitvoering van de Matthäus Passion te leiden. Hij is
niet alleen in dat opzicht op vertrouwd terrein, want hij heeft zijn studietijd deels in Nederland
doorgebracht, als leerling van Ton Koopman, en het bestellen van 'een kopje koffie' gaat hem nog
moeiteloos af.
Hoewel Suzuki een van degenen is die Bach groot heeft gemaakt in Japan, beschouwt hij zich niet als
een pionier van de oude muziek. 'Ik behoor tot de derde generatie', zegt hij. 'Het waren toch onze
leraren die de oude muziek in Japan hebben geïntroduceerd.'
Suzuki die christelijk is opgevoed, begon zijn loopbaan als muzikant op zijn twaalfde, toen hem werd
gevraagd op een harmonium in te vallen bij een kerkdienst. 'Ik kwam er al snel achter dat de meeste
orgelmuziek niet geschreven is met een harmonium in gedachten. Daarom heb ik al snel de overstap
gemaakt naar een echt orgel.' Zo rukte de muziek van Bach al snel op naar het middelpunt van zijn
universum. Maar daar bleef het niet bij: 'Na mijn studie kreeg ik een baan als organist in Kobe, in
de kerk waar we tot op de dag van vandaag concerten geven en opnames maken. Ik vond dat er een koor
moest komen en zo is het begonnen.'
Suzuki organiseerde zijn eerste concertserie in het Bachjaar 1985. Vijf jaar later formeerde hij
het Bach Collegium Japan (BJC), en in 1995 begon hij aan de onderneming die hem naar schatting nog
wel tien jaar zal bezighouden: het op cd vastleggen van alle Bach-cantates. Op dat moment had hij
er geen idee van dat zijn voormalige leraar Ton Koopman met precies zo'n project begonnen was.
'Ik hoorde het pas toen we net begonnen waren. Dat was een complete verrassing. Ik was uiteraard
erg benieuwd naar het resultaat, juist omdat ik erg beïnvloed ben door Ton. Ik was bang dat
het te veel op elkaar zou lijken. Maar het bleek toch heel verschillend, zowel wat de interpretatie
betreft als de manier van opnemen.'
Hoewel het BCJ vrijwel geheel uit Japanse music bestaat, werken er ook regelmatig gasten uit
Europa mee aan het cantate-project, zoals Gerd Türk en Peter Kooij, die de komende
Matthäus-uitvoeringen de partijen van de Evangelist en Christus vertolken.
De Matthäus-uitvoeringen onder Suzuki zullen de laatste zijn in de 'oude' meervoudige
bezetting. Jos van Veldhoven, artistiek leider van de Bachvereniging, is bekeerd tot het
inzicht dat Bachs muziek oorspronkelijk met een absoluut minimum aan zangers en
instrumentalisten uitgevoerd moet zijn. 'Ik wil dat idee niet tegenspreken', zegt Suzuki, 'en
als je heel goede zangers hebt kan het ook wel, maar in een moderne Japanse concertzaal werkt
dat zeker niet. Zelf geef ik er de voorkeur aan elke partij met drie of vier stemmen te
bezetten en dat geldt ook voor de strijkers. Maar ik vind het wel belangrijk dat de solisten
ook in het koor zingen. Anders klinkt het te veel als opera.
Bij de Matthäus gaat het om de voordracht van het Passieverhaal, daar hoort geen specifieke
rolverdeling bij. Zo wordt de aria van Judas, Geb mir meinen Jesu wieder, gezongen als hij al
dood is. Dat lijkt onlogisch, maar het hoort bij het verhaal. Op die manier is het ook niet
vreemd als de zanger die Jesus zingt meeroept in het koor met het Laß ihn kreuzigen! Maar
interessanter dan die hele discussie vind ik de gedachte om het eerste koor solistisch te
bezetten en het tweede met ripienisten, dus iets groter. Want die twee koren lijken toch een
verschillende functie te hebben. Dát zou ik nou graag uitproberen.'
© Frits van der Waa 2006