de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 27 april 2005 (pagina 17)
Hoofdrollen sterk in fors ingekorte Orfeo van Rossi
Orfeo van Luigi Rossi, door Cappella Figuralis en solistenensemble van de Nederlandse
Bachvereniging o.l.v. Jos van Veldhoven. 25 april, Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.
Herhaling: Eindhoven (27), Zutphen (28) en Groningen (29/4). Radio 4: 11 mei, 13.00 uur.
Schittering, smart en spektakel, dat had de Italiaanse componist Luigi Rossi in petto voor
Parijs, waar men in 1647 nog nauwelijks bekend was met het verschijnsel opera. Het moet de
Fransen op zijn minst wat overrompeld hebben: Rossi's Orfeo duurt namelijk een uur of
zes, wat zelfs naar hedendaagse maatstaven een overdadige lengte is.
Dirigent Jos van Veldhoven en het ensemble Cappella Figuralis, die het werk ontrukt hebben
aan het stof der eeuwen, hebben dan ook krachtdadig het mes in Rossi's partituur moeten zetten.
Niettemin zijn er twee uur verstreken eer Orfeo's geliefde Euridice de laatste adem uitblaast
(wat de crux van het verhaal is) en loopt het tegen middernacht als Jupiter ten slotte Orfeo's
lier als sterrenbeeld aan het firmament plaatst.
De reeks concertuitvoeringen van Orfeo is het sluitstuk van het grote project waarmee
de Nederlandse Bachvereniging dit seizoen het Orpheus-thema belicht. Als er één
verhaal is dat getuigt van de macht der muziek, is het wel de mythe van Orpheus die, op zoek
naar zijn gestorven eega, zelfs de god van de Onderwereld met zijn gezang weet te vermurwen.
Hoewel Rossi niet tot de groten van zijn tijd wordt gerekend (en het waarschijnlijk bij deze
ene revival zal blijven), doet zijn Tragicomedia Per Musica het gegeven alle eer
aan. Het is op zijn minst interessant te horen hoe een componist veertig jaar na l'Orfeo,
Monteverdi's meesterlijke operadebuut, met dezelfde stof is omgegaan. Wat meteen opvalt is dat
Rossi net als Monteverdi de verstaanbaarheid voorop stelt. De vocale vuurspuwerij van de late
barok ligt nog ver van zijn bed. De recitatieven beslaan een substantieel deel van het werk en
sluiten heel natuurlijk aan op de aria's en ensembles.
De zestien zangers van Cappella Figuralis vertolken zowel de vele solistische partijen als
de koormuziek, en doen dat met enthousiasme, zij het met wisselende overtuigingskracht. De
hoofdrollen zijn in elk geval sterk bezet, met Keren Motseri als een meer dan lieftallige
Euridice en Nicola Wemyss als oorstrelende Orfeo, terwijl de Sloveense alt Barbara Kozelj
verrassend sterk uit de hoek komt als Orfeo's onfortuinlijke medeminnaar Aristeo
mannenrollen die destijds door castraten werden gezongen. Sjaaltjes en lichtwisselingen
zorgen voor een subtiele scenische toets. Die krijgt nog meer kracht door het opulent bezette
muzikantengezelschap, dat voorzien is van zoetgevooisde zinken, een knerpend regaal en met
behulp van een rateltje zelfs de gifslang tot leven laat komen.
© Frits van der Waa 2006