de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 april 2005 (pagina 15)
Kamerkoor bezingt de onrust én de troost van de nacht
Schumann, Schubert en Brahms, door het Nederlands Kamerkoor en Kristian Bezuidenhout, piano. 27 april, De Doelen, Rotterdam. Herhaling: Amsterdam (29/4) en Alkmaar (1/5). Radio 4: 3/5, 13.00.
Dat kunstenaars in het tijdperk van de Romantiek een meer dan gewone belangstelling hadden
voor de nacht is niet zo verwonderlijk: het was immers een periode waarin meer dan ooit de nadruk
werd gelegd op de donkere kanten van het leven. Maar tegelijkertijd was de negentiende eeuw ook
een era waarin de geborgenheid van een burgerlijk bestaan een belangrijke rol ging spelen. In
zijn jongste programma, Nacht, brengt het Nederlands Kamerkoor die twee facetten op
harmonieuze wijze bijeen.
Dat begint heel treffend, met spookachtige, onbestemde harmonieën die de Zuid-Afrikaanse
fortepianist Kristian Bezuidenhout ontlokt aan een oude Erard-vleugel. Voor Robert Schumann
moet de nacht een zinnebeeld zijn geweest voor de zielsvertroebeling waaraan hijzelf ten
prooi was, en dat klinkt duidelijk door in zijn zetting van Friedrich Hebbels Nachtlied.
Onder leiding van de Engelse dirigent Marcus Creed schilderden koor en pianist zowel de innerlijke
onrust als de vertroosting die de slaap brengt.
In drie koorwerken van Schubert maken de duistere klanken plaats voor een lichtere toon, al
ontplooien de zangers van het Nederlands Kamerkoor af en toe een volume dat niet helemaal klopt
met de binnenskamerse atmosfeer waarvoor deze stukken toch bedoeld zijn. Ständchen
voor vrouwen- en Nachthelle voor mannenkoor zijn als het ware elkaars tegenpolen, met een
solo-aandeel van alt Kathrin Pfeiffer (gewoon mooi) en tenor Marcel Beekman (ongewoon mooi).
Bezuidenhout benadrukt in zijn solobijdrage het liedachtige karakter van de Impromptu D899:1,
en verleent de majeur- en mineurtegenstellingen de gevoelswaarde van licht en donker.
Het is jammer dat het Nederlands Kamerkoor daarmee zijn kruit ietwat voortijdig verschoten
heeft, want de zes stukjes van Brahms die na de pauze klinken zijn naar verhouding aan de
triviale kant, net als de Drie Intermezzi die Bezuidenhout er als één enkel
tussenspel aan toevoegt. Deze muziek is toch echt bedoeld voor tussen de schuifdeuren: vriendelijk,
vloeiend, een beetje zoetsappig. Ook in de teksten waarop deze werkjes gebaseerd zijn nemen de
Sinterklaasrijmen toe naarmate de avond vordert.
Toch blijft het genieten, dankzij de excellente uitvoeringen. Het mag huismuziek zijn, maar
dan wel van het hoogwaardiger soort, en een betere setting dan deze is nauwelijks voorstelbaar.
© Frits van der Waa 2006