de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 17 mei 2005 (pagina 14)
Residentie Orkest leeft op bij Bartók
Busoni, Barber en Bartók, door het Residentie Orkest o.l.v. Stefan Asbury. 13 mei, Dr. Anton
Philipszaal, Den Haag.
Ooit was het Residentie Orkest het boegbeeld van het Nederlandse orkestenbestel, althans waar
het om programmeren ging. Met bijzondere componistenportretten en een ongewoon grote aandacht
voor Nederlandse muziek uit heden en verleden onderscheidde het zich van alle andere orkesten,
zelfs van grote broers als het Rotterdams Philharmonisch en het Concertgebouworkest. En zelfs
wist het met zulke eigengereide programma's de zaal vol te krijgen.
In de loop der jaren is de glans er helaas een beetje afgeraakt. Het afgelopen seizoen,
waarin het orkest zijn eeuwfeest vierde, bevatte naast traditionele kost nog vrij veel prikkelend
repertoire. De komende jaargang daarentegen blijft het avontuur beperkt tot een viertal
programma's waarin werk van de Brit Marc-Anthony Turnage wordt geconfronteerd met stukken
van Nederlanders als Louis Andriessen en Micha Hamel. Speciale vermelding verdient de door
een spookhuisontwerper verzonnen combinatie van Schuberts 'Onvoltooide' en Orffs Carmina
Burana. Het boegbeeld van weleer is dus nogal aan het bladderen.
Nu is het soms roeien met de riemen die je hebt, ook voor een orkest. Zo zouden afgelopen
vrijdag volgens de oorspronkelijke plannen dirigent Oliver Knussen en violiste Cleo Gould met
het RO optreden in het vioolconcert van John Adams. Dat lukte allemaal niet, zodat de honneurs
uiteindelijk werden waargenomen door dirigent Stefan Asbury en de jonge Canadese violist James
Ehnes, die in plaats van Adams' vioolconcert dat van Samuel Barber uitvoerde. Daarmee bleef
van het aanvankelijk aangekondigde programma alleen Bartóks suite De houten prins
overeind en moest de mooi rijmende confrontatie tussen Bartók en Adams twee
grensverleggers immers wijken voor de niet erg pakkende tegenstelling tussen progressief
en conservatief gedachtegoed uit de eerste helft van de vorige eeuw.
Ferruccio Busoni, wiens Sarabande, Cortège als opening fungeerde, was een
vrijdenker met oog en oor voor het moderne, maar als componist was hij niet echt een nieuwlichter.
Dit werk uit 1919 bevat sfeervolle dreigende harmonieën en een tamelijk turbulente motoriek,
maar verder spint de muziek zich wat matjes voort. Barbers vioolconcert is vooral oorstrelend,
zeker in de beschaafde uitvoering van Ehnes, die pas in het korte slotdeel even mocht laten
horen dat hij ook nog haar op zijn tanden heeft.
Pas in Bartóks Houten Prins kreeg dirigent Asbury de kans om zijn reputatie als
vertolker twintigste-eeuws en eigentijds repertoire gestand te doen. In nog geen vijfentwintig
minuten tijd verkende hij in nauwe samenwerking met de componist alle uithoeken tussen zwoele
romantiek en ziedende folklore. Ook de musici van het RO zetten zich hoorbaar in om Bartóks
pioniersgeest recht te doen, en toonden bijna terloops aan dat het orkest zelf nog altijd prima
in de verf zit.
© Frits van der Waa 2006