de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 23 juni 2005 (pagina K24)
De koele fluistertoon van multimediatrix Anderson
Door haar viool te voorzien van een afspeelknop en van een met audiotape bespannen strijkstok maakte Laurie Anderson furore als multimediaperformer. Maar elektronica is nooit een doel op zich geweest.
Met haar uitstaand stekelhaar wordt Laurie Anderson wel eens vergeleken met het Amerikaanse
Vrijheidsbeeld. Alleen heeft ze geen toorts bij zich, maar een viool. Een icoon is ze intussen
zeker, de musicienne die aan het eind van de jaren zeventig op bescheiden schaal furore maakte
als multimedia-performer, en in 1981 tot haar eigen verbazing een wereldhit scoorde met
O Superman. De tijd heeft haar ogenschijnlijk ongemoeid gelaten, hooguit zijn er een paar
kraaienpootjes bijgekomen. Plus: acht cd's, een film, een paar boeken, en een indrukwekkend cv
met optredens over de hele wereld.
Maar de werkelijke constante factor in haar loopbaan als uitvoerend kunstenaar is het woord,
de taal, of om preciezer te zijn: de stem. Zelfs in O Superman bestaat de begeleiding uit
bijna niets anders dan het pulserend ah-ah-ah van de vocoder. En hoewel het succes van het
nummer vast en zeker bepaald werd door de harmonizer die Andersons zang verdriedubbelde
tot akkoorden, zijn het vooral de koele fluistertoon en de suggestie van nabijheid die haar stem
een wonderlijke urgentie verlenen.
Anderson is allereerst een performer, ze omschrijft zichzelf het liefst als een
'troubadour': 'Ik wil de wereld in mij opnemen, en dat op een lichtvoetige manier tot uitdrukking
brengen.' Vrijdag en zaterdag is ze te zien en te horen in het Holland Festival met haar nieuwe
programma The End of the Moon. Het is de eerste keer dat ze op het podium van het
Muziekgebouw aan 't IJ staat, maar haar Amsterdamse debuut dateert al van 1977, toen ze een
performance gaf in Galerie de Appel. Later volgden Carré, Paradiso en de Beurs
van Berlage. Theaters en poppodia waren eerder haar omgeving dan de concertzaal, omdat
elektronische versterking en videobeelden een vast bestanddeel waren van haar shows.
Voor Anderson (Chicago, 1947), die eerst kunstgeschiedenis studeerde en zich vervolgens
bekwaamde in de beeldhouwkunst, was het een min of meer vanzelfsprekende stap om de elektronica
als hulpmiddel in te zetten. Het is nooit een doel op zich geworden. De filters en vervormers
waarvan ze zich bediende, waren allereerst bedoeld om de beperkte actieradius van haar stem
te vergroten. Zo behoorde een indrukwekkende mannenbas tot de mogelijkheden. Ze koppelde stem
en viool, door haar instrument te voorzien van een afspeelkop en een met audiotape bespannen
strijkstok. Een andere vondst was de tl-strijkstok, een visuele pendant voor de koele tonen die
ze uit haar instrument haalde.
Hoewel de 'multimediatrix', zoals ze al snel bekend stond, zich af en toe wel laat ondersteunen
door musici, geeft ze in wezen altijd een one-woman-show. Halverwege de jaren negentig
echter was de hoeveelheid apparatuur die ze met zich meesleepte, toegenomen tot een gewicht van
30 duizend kilo twee vrachtwagens vol. Bovendien had ieder zichzelf respecterend popbandje
tegen die tijd filmpjes en samplers paraat, zodat multimediaal werken niet meer zo bijzonder
was. Herbezinning volgde, en sedertdien werkt Anderson weer met low-tech en draagbare
elektronica, met dank overigens aan de laptop.
Aan culturele bagage heeft Anderson evenmin gebrek. Ze citeert in de talrijke interviews die
ze heeft gegeven met evenveel gemak Lenin Schopenhauer als John Cage of Eminem. Ze getrouwd met
Lou Reed, maar kletst graag met iemand als Salman Rushdie. Ook afgezien van haar tournees heeft
ze veel van de wereld gezien. Al in de jaren zeventig was ze te gast bij Tsutil, een Mexicaanse
indianenstam, die haar The ugly one with the jewels noemden, zoals ze verhaalt op de
gelijknamige cd. Dat ze haar lelijk vonden verbaasde Anderson niet, aangezien ze met haar westerse
lengte niet bepaald beantwoordde aan het Tsutil-schoonheidsideaal. Pas later kwam ze erachter wat
de Indianen, die nog nooit een bril hadden gezien, met die 'juwelen' bedoelden: haar contactlenzen.
Reizen is voor Anderson vooral een spirituele aangelegenheid. Zo blikt ze met enige affectie
terug op de hallucinaties die gepaard gingen met hoogteziekte die haar overviel tijdens een tocht
door de Himalaya ('De meest intense ervaring van mijn leven'). Later ondernam ze voettochten door
Griekenland en het Engelse Wiltshire. Haar pelgrimages voerden haar naar onverkende achterlanden
in de USA. In 2001 verkocht een tijdje hamburgers in een vestiging van Mc-Donald's, wat niet
slecht beviel, en ging uit logeren bij een Amish-gezin, waar ze vooral getroffen werd door het
gebrek aan communicatieve vaardigheden van deze zwartekousen-familie.
Toen ze in 2002 werd gevraagd om artist-in-residence te worden bij de NASA, was haar
eerste reactie: 'Mag ik dan ook de ruimte in?' Daarvoor was het budget van 20 duizend dollar niet
toereikend, zodat haar werkbezoeken beperkt bleven tot verschillende labs en onderzoekscentra. In
The End of the Moon doet ze onder meer verslag van die ervaringen, uiteraard weer met een
licht-ironische toets. Het hoofdthema van de voorstelling is de tijd: 'Onze waarneming van de tijd
en de manier waarop we erdoor veranderen.' Het is overigens te verdedigen dat dat de rode draad
is in al Andersons werk. Met haar aan ambient en minimal music gerelateerde klankdecors
en haar verdroomde voordracht weet ze zeker de tijd vloeibaar te maken.
Zelfspot is Anderson niet vreemd, en ze beziet haar eigen land dan ook met kritische blik,
getuige de zeven uur durende show United States I-IV, waarmee ze in 1983 de wereld rondreisde.
Ook voor haar is de wereld na 11 september 2001 er niet vrolijker uit gaan zien, temeer daar het WTC
slechts tien straten van haar huis verwijderd was. Op het moment van de aanslag had ze een optreden
in Chicago, maar nauwelijks een week later stond ze in New York op het podium. Bij dit optreden,
dat ook op cd verschenen is, liet ze duidelijk blijken dat de aanslag haar diep geraakt had.
Maar na het concert werd ze erop gewezen dat de zinsnede 'Here come the planes' uit
O Superman nu wel een wrange betekenis had gekregen. Haar reactie was even kenmerkend als
laconiek: 'O Superman stamt uit de tijd van het Iran-Contraschandaal. Amerikanen zijn kort van
memorie: ze beseffen niet dat dit dezelfde oorlog is, en dat die al twintig jaar aan de gang is.'
© Frits van der Waa 2006