Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 26 juli 2005 (pagina 15)

Topviolist Dumay laat viool zingen en spreken

Mozart, Beethoven, Chausson, Massenet en Ravel, door het Orchestre Royal de Chambre de Wallonie o.l.v. Augustin Dumay. 24 juli, Concertgebouw, Amsterdam.

Augustin Dumay is geen muzikant van het type dat zichzelf graag op de voorgrond plaatst, en dat verklaart misschien dat zijn naam naar verhouding onbekend is. Toch heeft de inmiddels 56-jarige violist een mooie staat van dienst. Hij studeerde ooit een aantal jaren in Brussel bij Arthur Grumiaux, die weer in de leer was geweest bij Eugène Ysaÿe, en wordt daarom wel beschouwd als een exponent van de Belgische School, die wordt gekenmerkt door een krachtige, intense toonvorming.

Door twee jaar terug de artistieke leiding van het Orchestre Royal de Chambre de Wallonie op zich te nemen, bevestigde Dumay deze muzikale afstamming. Wat niet wegneemt dat hij een geboren Fransman is, en als musicus bovendien internationale allure heeft. Alleen al het gegeven dat hij een vast duo vormt met pianiste Maria João Pires, ook al een coryfee die wars is van roem en rijkdom, zegt veel over deze topviolist.

Het Waalse orkest verzorgde zondagavond een optreden in het Amsterdamse Concertgebouw, maar het concert draaide in feite om Dumay, die in alle vijf werken letterlijk de eerste viool speelde. Het programma omvatte vijf werken uit het Weense klassieke en Franse laatromantische repertoire, waarin vooral het kamermuzikale aspect sterk naar voren kwam. Om te beginnen in het Kwintet in g KV 516 van Mozart, waarin Dumay met vier medespelers uit de gelederen van het orkest tot joyeus en gevoelvol samenspel kwam. In de lange, lyrische lijnen van Beethovens Romance nr. 2 demonstreerde Dumay vervolgens zijn slanke, maar intense toon en zijn vermogen om zijn instrument te laten zingen.

Ook in het Poème van Ernest Chausson, waarin solist en orkest elkaar afwisselen en uiteindelijk samenvallen in ruisende versmolten harmonieën, schraagde Dumay het gestaag evoluerende discours met perfect gemodelleerde spanningsbogen.

In de bitse gestoten frases waarmee Ravels Tzigane opent, liet Dumay horen dat hij zijn viool ook kan laten praten. Deze ultieme zigeunermuziek bood hem de gelegenheid te gloriëren in massieve octaven, het orkest op te zwepen tot tjilpende en snerpende hoogten, en het tempo te kneden alsof het boetseerklei was.


© Frits van der Waa 2006