de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 1 augustus 2005 (pagina 15)
Hemelse somberte van veelbelovende sopraan Ruiten
Delft Chamber Music Festival, met Isabelle van Keulen, Lenneke Ruiten, Finghin Collins e. a.] 29-31 juli, Museum Het Prinsenhof, Delft. Tot en met 7 augustus.
Een trompet die hinnikt en briest als een paard, een pianist die koekoekgeroep laat opstijgen
uit de vleugel, blaffende bassen en zoemende strijkers: op het eerste gehoor zou de concertganger
vermoeden dat het een beestenboel is bij het Delftse kamermuziekfestival.
Maar het festijn, dat zaterdag zijn negende jaargang inging, is meer dan een muzikaal
dierenpark. Geestelijk moeder Isabelle van Keulen, tevens violiste, heeft de door haar gekozen
stukken dit jaar losjes gedrapeerd rondom het thema 'natuur'. Daarmee heeft ze een rijke bron
aan muzikaal materiaal aangeboord.
Op zo'n programma mag Saint-Saëns' overbekende Carnaval des Animaux natuurlijk niet
ontbreken. Minder obligaat zijn de twaalf korte Dierenriem-melodietjes van Karlheinz
Stockhausen, die verdeeld zijn over de programma's en als ouverture fungeren. Maar ook klinken in
tien dagen tijd Händels Water Music, Schönbergs Buch der hängenden
Gärten en Schumanns Papillons. Om al die werken tot uitvoering te brengen heeft
Van Keulen als vanouds een beroep gedaan op bevriende musici.
Het openingsconcert was meteen al illustratief voor de ongewone maar pakkende combinaties die
Van Keulen verzint. Het voor deze gelegenheid geformeerd Delft Festival Ensemble speelde naast
Vivaldi's Vier Jaargetijden de bijna gelijknamige tangocyclus Cuatro estaciónes
porteñas van Astor Piazzolla. Tussen de krasse harmonieën en kwelende soli van
deze Argentijnse grootmeester dook hier en daar een flard uit Vivaldi's werk op. Het verhitte
spel in het laatste deel deed wel weinig winters aan. Dan klonk het gebibber in Vivaldi's
slotdeel overtuigender.
Het viertal strijkers dat Van Keulen bij elkaar had gezocht voor Haydns 'Reiter'-kwartet
bereikte een aanmerkelijk grotere diepgang. De leidsvrouw zelf overtuigde met even energieke
als liefdevolle vertolkingen van Louis Andriessens The Garden of Eros en twee korte stukjes
van Lili Boulanger.
Het eerste weekeind werd in belangrijke mate geschraagd door twee veelbelovende talenten. Hoewel
de Ierse pianist Finghin Collins nog wel wat moet doen aan zijn geëxalteerde gestiek,
verschafte hij met name in Schumanns Papillons vele fascinerende doorkijkjes. En de jonge
sopraan Lenneke Ruiten, die drie jaar terug het Internationaal Vocalisten Concours won, gaf een
fraaie staalkaart van haar vermogens. Een echte revelatie was Schuberts Der Hirt auf den
Felsen, waarin ze blijmoedig gejodel afwisselde met hemelse somberte. In Miroir de Peine
van Hendrik Andriessen zette ze iets te veel druk op de ketel, maar haar soepele, frisse geluid
kwam voortreffelijk tot zijn recht in een aantal Debussy-liederen en wierp een zonnig licht over
de nogal oubollige Schotse liedzettingen van Beethoven. Intussen hield het glazen dak de
herfstklanken van de echte vrije natuur daarbij op veilige afstand.
© Frits van der Waa 2006