de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 16 augustus 2005 (pagina 14)
Innemende nuchterheid van pianist Ivo Janssen
Debussy, Ravel en Franck, door Ivo Janssen. 14 augustus, Concertgebouw, Amsterdam.
Van de vele componisten die pianist Ivo Janssen koestert, is Bach hem wel het meest aan het
hart gebakken. Zijn cd-project dat alle klavierwerken van de grote componist zal omvatten, begint
langzamerhand zijn voltooiing te naderen. Maar Janssen is van meer markten thuis. Zo bracht hij
zondagmiddag in de Kleine zaal van het Concertgebouw een programma met Franse muziek, in het kader
van het La douce France-thema dat de Robeco-zomerconcerten beheerst.
Debussy en Ravel hadden er zelf al een hekel aan te worden bestempeld als impressionisten, en
Janssen onderstreepte dat nog eens met zijn vertolkingen van enkele pianowerken waarin de beide
componisten zich in de eerste plaats van hun classicistische kant lieten horen. Zo verwijst
Debussys Suite Bergamasque, met zijn Menuet en zijn Passepied, vrijwel
direct naar voorbeelden uit de barokperiode, maar bevat ook een deel met de titel Clair de
Lune, waarin de piano in koele tinten de weerschijn van de maan verbeeldt. Janssen stelde
hier subtiele tinttoetsen tegenover passages waar alleen de noten het moeten doen, rakelde
wolken op uit het klavier zonder de klank walmig te laten worden, en scheidde in het lichtvoetige
slotdansje de dicht opeen gecomponeerde muzikale laagjes feilloos van elkaar. Glamour is
hem vreemd, en zijn sobere, ingetogen optreden strookt volkomen met de heldere, ongerepte klaarte
die zijn interpretaties kenmerkt.
In Ravels Sonatine krijgt de piano een flamboyanter aanschijn, maar ook hier bewaarde
Janssen een innemende nuchterheid en verleende hij de tremolos en aanverwante tierlantijnen glans
en schittering zonder overbodige opsmuk of pedaalparfum. Zelfs bij de furieuze notensproeipartijen
van het slotdeel verloor hij evenmin de grote gebaren als de samenstellende klankdruppels uit het
oog.
César Francks Prélude, Choral et Fugue is nauwelijks enkele jaren eerder
gecomponeerd dan de voorgaande werken van Debussy en Ravel, maar stamt onmiskenbaar uit een
vroegere era, met zijn atletische arpeggios en met pluche beklede harmonieën. Deze compositie
is op dezelfde stijlprincipes gebaseerd als het werk van Bach, maar voert met zijn potige
pianistiek nog een stapje verder. Janssen hield ook hier de orgelende samenklanken en het
groots gebeier aan het slot volmaakt in balans.
© Frits van der Waa 2006