Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 3 september 2005 (pagina 13)

Frans Brüggen raakt klankbalans kwijt in nieuwe zaal aan 't IJ

Beethoven, Kagel en Schönberger door het Orkest van de Achttiende Eeuw o.l.v. Frans Brüggen en het Schönberg Ensemble o.l.v. Micha Hamel. 1 september, Muziekgebouw aan 't IJ, Amsterdam.

Tien jaar nadat een keur aan kleinschalige muziekgezelschappen het seizoen 95/96 uitriep tot het Jaar van de Ensembles, is in het nieuwe Muziekgebouw aan 't IJ de Maand van de Nederlandse Ensembles ingeluid. Met zon prachtige nieuwe zaal is daar ook alle aanleiding toe. Eindelijk hebben de ensembles een eigen huis.

Om te benadrukken dat nieuwe en oude muziek geen tegenpolen zijn maar keerzijden van dezelfde medaille, werd het feest geopend door een verbond van het Orkest van de Achttiende Eeuw en het Schönberg Ensemble. De hoofdpersoon van het programma was Beethoven, de man die door velen nog steeds wordt beschouwd als de grootste toondichter aller tijden.

In een tamelijk eerbiedige collagevorm werd diens Tweede Symfonie gecombineerd met delen uit de film Ludwig Van die Mauricio Kagel in 1970 maakte, waarna de Zevende Symfonie werd doorsneden met twee Intermezzi uit het toneelstuk Dovemansoren van schrijver/componist Elmer Schönberger. Dat werkte goed, al leverde de overgang tussen de moderne stemtoon en die van Frans Brüggens Achttiende-Eeuwers wonderlijke gehoorverschuivingen op.

Kagels film culmineert in beelden van een met notenpapier beplakte replica van Beethovens werkkamer waarbij de fragmenten op het scherm nauwgezet worden nagespeeld. Schönbergers Dovemansoren heeft in muzikaal opzicht weinig te maken met Beethoven, eerder met componisten uit de jaren twintig. De tekst evenwel, waarin de hoofdpersoon zich beklaagt over zijn toenemende doofheid, is gebaseerd op brieven van Beethoven. Tenor Marcel Beekman leverde een stralende vertolking, vanuit de zijlijn becommentarieerd door een even loepzuiver intonerend damestrio.

Bij het Orkest van de Achttiende Eeuw was de klankbalans merkwaardigerwijs behoorlijk zoek. Knallende pauken en trompetten domineerden bijna voortdurend en maakten in het slotdeel van de Zevende de melodie zelfs nagenoeg onhoorbaar. In de passages zonder getrommel en getetter was te horen dat de overige musici de oude glans van het Orkest hebben weten te behouden, en dat de nieuwe zaal daar wel degelijk recht aan doet. Maar blijkbaar stelt ze orkesten voor hetzelfde probleem als andere zalen met een sensitieve akoestiek, zoals het Concertgebouw en Vredenburg. Dirigenten die hun ritmesectie niet temperen, lopen onontkoombaar in de val.


© Frits van der Waa 2006