de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 17 september 2005 (pagina 15)
Ruzicka laat vonken niet rondspringen
Berg, Ruzicka, Zuidam en Varèse, door het Koninklijk Concertgebouworkest en het
Nederlands Kamerkoor o.l.v. Peter Ruzicka. 15 september, Concertgebouw, Amsterdam.
Radio 4: 18/9, 14.15 uur.
Riccardo Chailly stelde indertijd een daad door tijdens zijn chef-dirigentschap bij het
Koninklijk Concertgebouworkest de muziek van Edgard Varèse tot speerpunt van zijn
repertoire te verheffen. Chailly is intussen verdwenen, maar Varèse is, voorlopig
althans, gebleven. Donderdag voerde het orkest zijn Amériques uit onder leiding
van de Duitse dirigent Peter Ruzicka.
Het KCO is naarstig aan het stoeien met dirigenten die het hedendaagse repertoire op peil
kunnen houden, aangezien dat niet het sterkste punt is van Chailly's opvolger Mariss Jansons.
Het ziet er niet naar uit dat debutant Ruzicka met het oog op de toekomst is uitgenodigd: het
gaat hier eerder om dank voor bewezen diensten. Ruzicka (57) was ten tijde van Chailly artistiek
adviseur van het orkest.
Het is duidelijk dat Ruzicka weet hoe je mooie programma's samenstelt. Tegenover Varèses
eerste bewaard gebleven orkestwerk, Amériques, had hij de Sonate Opus 1 van
Alban Berg gezet - ook zo'n wegbereider van de 20ste eeuw. De eigentijdse component werd
vertegenwoordigd door Trance Figuration van Rob Zuidam en Ruzicka's eigen ...Inseln,
Randlos..., een vioolconcert-met-koor uit 1995.
Ruzicka bleek vooral een vriendelijke en goedwillende man, die weinig gevoel voor de juiste
timing aan de dag legde. Zuidams speelse Trance Figuration, dat eerder al is
uitgevoerd door het Residentie Orkest, was eigenlijk op punten het meest geslaagde onderdeel.
In Bergs Sonate, een pracht van een pianowerk dat door de orkestratie van Theo Verbey aan
toegankelijkheid en bekendheid heeft gewonnen, haalde Ruzicka met een wat zwoegerige slag iets
te ongetemperde volumes naar boven. Zijn eigen ...Inseln, Randlos... bestaat uit een
tamelijk amorfe aaneenschakeling van vrije associaties, met als opvallendste eigenschap de
opstelling van het koor, dat midden in het orkest zit, waardoor stemmen en instrumenten fraai
versmelten.
Amériques, een mastodont van een werk waarvan Varèse de bezetting in
1927 terugbracht van 142 naar 125 musici, beleefde een geruchtmakende uitvoering, waarin
sirenes fraai loeiden, blazers mooi mengden en klankstapelingen niet dicht liepen of
topzwaar werden. Tegelijkertijd ontbrak het de uitvoering aan urgentie en deed Ruzicka geen
moment de vonken in het rond springen waar bougie Chailly bekend om stond.
© Frits van der Waa 2006