Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 september 2005 (pagina 17)

Neeme Järvi debuteert met het Wilhelmus

Van Anrooy, Tsjaikovski en Moesorgski, door het Residentie Orkest o.l.v. Neeme Järvi. 20 september, dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Herhaling (Moesorgski): 23/9.

Waarschijnlijk is Neeme Järvi de eerste dirigent in de Nederlandse muziekgeschiedenis die zijn debuut heeft gemaakt met het Wilhelmus. Voor het publiek bij het traditionele Prinsjesdagconcert zal het wel meer gewicht in de schaal hebben gelegd dan voor de inmiddels 68-jarige dirigeerveteraan uit Estland. Järvi heeft in de afgelopen tien jaar bij meer dan zeventig orkesten op de bok gestaan, dus een nationaal volkslied kan er ook nog wel bij.

Het bezegelde zijn positie als eerste stokvoerder van het Residentie Orkest, dat zijn chef Jaap van Zweden heeft moeten afstaan aan de omroeporkesten, en dus al een poosje uitzag naar een opvolger. Met Järvi heeft het gezelschap een goede vangst gedaan, al is het ook wel een beetje een stap in het duister: Järvi heeft namelijk tot deze week nog nooit voor het RO gestaan, en het blijft dus de vraag of de liefde zal beklijven. Maar aangezien de nieuwe chef bekend staat als een hoffelijk heerschap met het hart op de juiste plaats benevens goede contacten met platenmaatschappijen, zal het wel loslopen met dit verbond.

Op het Wilhelmus volgde heel toepasselijk de Piet Hein-rapsodie, waarin componist Peter van Anrooy vrolijk ronddolt met het aloude zeeheldenlied. Järvi is een verklaard pleitbezorger van nationaal repertoire, waar hij ook dirigeert, en voor menig concertbezoeker zal dit stuk uit 1901 dan ook zijn neergekomen op een aardige kennismaking met de vaderlandse muziekgeschiedenis. Voor de rest van het seizoen beperkt Järvi zijn chauvinisme tot zijn eigen geboortestreek: zo klinkt vrijdag een werk van de Letlander Eduard Tubin, een 'landgenoot' volgens het programmablad. In januari en juni komt de nieuwe chef nog even terug met een drietal programma's waarin de nadruk ligt op Franse muziek.

Na met Van Anrooys rapsodie zijn zeewaardigheid te hebben bewezen stoomde het nieuwe muzikantenverbond ijlings op naar de troebeler vaarwateren van Tsjaikovski's Tweede pianoconcert, waarin zowaar wat echo's van de Piet Hein-thematiek opdoken te midden van de rondkolkende melodieën. Het is een allesbehalve subtiel stuk, bondig is het evenmin, en solist Alexander Markovich is niet alleen van mening dat een misslagje hier en daar moet kunnen, maar ragt ook onbekommerd over alle details heen, dus het is te hopen dat Järvi deze lijn in repertoire- en solistenkeus niet verder zal doorzetten.

De finale, Moesorgski's Schilderijententoonstelling, was in zekere zin een schot voor open doel - een stuk immers waar ook menig beginnend dirigent graag goede sier mee maakt. Järvi, die het stuk op zijn duimpje moet kennen, voorzag de tocht langs oude kastelen, grafkelders, marktpleinen en heksenhutten van vele onverwachte doorkijkjes met behulp van verrassende tournures, dynamische nuances en guitige fraseringen. En het Residentie Orkest, dat de laatste jaren onder Jaap van Zweden weer flink aan cohesie heeft gewonnen, volgde hem met hoorbaar plezier.


© Frits van der Waa 2006