de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 28 september 2005 (pagina 16)
Calefax toont zich een klasse apart
Werk van Le Clercq, Janssen, Van Geel, Germanus, Debussy en Wesly, door Calefax Rietkwintet en
Zapp String Quartet. 26 september, Muziekgebouw aan 't IJ, Amsterdam.
Muziek die uitschuifbaar is, of waarvan de onderdelen in een nieuwe volgorde gezet kunnen
worden, kom je in de gecomponeerde muziek zelden tegen. In de hoek van de improvisatoren
daarentegen is zoiets gemeengoed. In het jongste programma van het rietkwintet Calefax ontmoeten
die twee werelden elkaar. Daartoe zijn de vijf blazers een samenwerking aangegaan met het Zapp
String Quartet, dat flink wat onopgeschreven noten in zijn muziek doet. Sanne van Delft zorgde
daarbij als toegevoegd bassist voor een solide ondergrond.
Als het over de kruisbestuiving tussen compo- en impro-muziek gaat, valt al gauw de naam van
Guus Janssen, en die was ook nu weer van de partij met Spiegeling. In dit nieuwe werk zijn
de blazers en strijkers van het ad hoc-tientet verdeeld over twee ensemblehelften, die elk een
eigen, meespelende dirigent hebben en elkaar doorkruisen in een open vorm. Het in verschillende
snelheden pulserende resultaat is beurtelings zwoegend en schurend, dan weer zwoel en speels,
maar niet erg spetterend. In het kleine BAM-zaaltje bovenin het nieuwe Muziekgebouw kwam het
stereo-effect daarbij niet optimaal tot zijn recht.
Calefax-fagottist Alban Wesly kwam aardig voor de dag met Lekker Belangrijk, een kort en
rauw stuk, waarin hij de gewichtigdoenerij van sommige hedendaagse componisten op de hak neemt.
Dat leidt ertoe dat er op een gegeven moment meer maatslaande dan spelende musici zijn.
Het sterkste werk van het programma was een ouder, alleen voor Calefax geschreven werk van
Sander Germanus, Le tournedisque antique. Met kwarttonen verrijkte jazz-akkoorden scheppen
aanvankelijk een nostalgische atmosfeer, maar belanden al gauw in een wervelende mallemolen. In
dit stuk is bovendien te horen dat Calefax echt een klasse apart is: het kwintet heeft in de
twintig jaar van zijn bestaan de kunst van het samenspel en de timbreversmelting tot grote
hoogten gevoerd.
Misschien ligt het daaraan dat de combinatie met het Zapp String Quartet niet al te overtuigend
uitpakte. Onderhoudend was het wel: de spelers van Zapp, met name Oene van Geel en Jasper
le Clercq, voorzien veelal in hun eigen repertoire, waarin ka-ploemende texturen de swingende
stippellijntjes leveren die de solisten invullen met zwierige krullen. Het trekken van lange spanningsbogen is niet het sterkste punt van het kwartet. Maar in hun
werken met klankkleur overtreft het menig ensemble uit het klassieke domein.
© Frits van der Waa 2006