de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 16 november 2005
ADHD-kant van Mahler niet verbloemd
Krenek en Mahler, door het Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Yakov Kreizberg. 14 november,
Concertgebouw. Amsterdam.
Verschil moet er zijn. Voor de Vijfde van Mahler bij het Nederlands Philharmonisch betaalde de
concertbezoeker vijfenzestig procent minder dan drie dagen eerder voor hetzelfde stuk bij het New
York Philharmonic. Behalve met muzikaal standsbesef heeft dat vanzelfsprekend ook te maken met
subsidiegelden maar wat het NedPhO en zijn chef Yakov Kreizberg dinsdag in het Concertgebouw
lieten horen was toch waarlijk geen uitvoering uit het b-klassement.
Het onderscheid zat hem, om te beginnen, in het voorprogramma. Waar het New Yorkse orkest Richard
Strauss' Tod und Verklärung had verkozen als Mahler-hors d'oeuvre, openden de
Amsterdammers met Ernst Kreneks Acht liederen uit 'Reisebuch aus den österreichischen
Alpen'. Nu had Krenek wel aardige Mahler-papieren wegens zijn vriendschap met de weduwe en het
werk aan de onvoltooide Tiende Symfonie, maar tijdens zijn alpenreis heeft hij zoveel tekst
genoteerd dat bariton Wolfgang Holzmair niet veel verder kwam dan tamelijk uniform gerebbel. De
ondersteunende orkestmuziek is ambachtelijk wel in orde, maar voor het jaar 1929 nauwelijks
verrassend.
Strauss komt de komende maanden overigens nog uitgebreid aan bod bij het NedPhO, met uitvoeringen
van Till Eulenspiegel, de Rosenkavalier-suite en Also sprach Zarathustra. Gelukkig legt Kreizberg
niet dezelfde desinteresse voor Nederlandse muziek aan de dag als zijn eveneens in Rusland opgeleide
collega's Gergjev (Rotterdams Philharmonisch) en Jansons (Concertgebouworkest), want anders zou het
randstedelijk muziekleven er wel heel eenzijdig gaan uitzien.
In Kreizbergs handen krijgt Mahler meer vaart, meer scherpte en minder pathos dan bij veel van
zijn collega's. Met wijdarmse slagen houdt hij zowel de grote troepenverplaatsingen als de
individuele manoeuvres in het gareel. Hij doet geen pogingen om het ADHD-gehalte van Mahlers
muziek te verbloemen: hij wisselt broeierig af met jachtig, martiaal met extatisch, roert
draaikolkjes omhoog uit het orkest en doet speeldoosmuziekjes verkeren in hysterisch gejuich.
Het echte vuurwerk bewaarde hij tot het einde: na een in monter tempo genomen Adagietto
sleurde hij het orkest mee in een hectische finale met fugato's waarin de musici bijkans achter
adem raakten, roesverwekkende akkoordenwervelingen en een slot waarin extase en megalomanie
verzoend werden in een glansrijk schetterend majeur.
© Frits van der Waa 2006