de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 17 december 2005 (pagina 15)
KCO stoft 'De Nulde' van Bruckner af
Liszt en Bruckner door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Iván Fischer.
15 december, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 18 december, 14.15 uur.
'De Nulde' van Anton Bruckner, officieel de Symfonie in d, ontleent zijn bijnaam aan
de grote nul die de componist zelf op het titelblad plaatste: eigenlijk gaat het om een mislukte
Tweede Symfonie. Maar het Koninklijk Concertgebouworkest (KCO), een van 's werelds beste
vertolkers van Bruckners symfonieën, wil kennelijk ook dit werk onder de knie hebben. Donderdag
boog het zich over de Nulde - voor het eerst sinds 1966. Toen dirigeerde Bernard Haitink, dit
keer de Hongaar Iván Fischer. Hij bracht ook twee werken van Franz Liszt die het KCO
eveneens al heel lang niet meer gespeeld heeft.
De Nulde zucht onder veel povere ideeën en Bruckners gebruikelijke metselwerk met
identieke maten. Het eerste deel is dankzij zijn harmonische wendingen nog het meest interessant.
Daarna gaat de blokkendoos van Bruckner te dikwijls open. Hij wordt wel geprezen om het
landschappelijke van zijn composities, maar dit werk heeft de charme van telefoonpalen die
voorbijtrekken aan een rijdende trein. Fischer hield de wandelpas erin zonder zwoegerig te worden -
een hele kunst.
Het contrast tussen de flegmatieke Bruckner en de flamboyante Liszt kon niet groter. In het
symfonisch gedicht Tasso, Lamento e Trionfo vliegt diens fantasie alle kanten uit. Meer
samenhang vertoont de Totentanz, die van de Ierse pianotovenaar Barry Douglas een
aanstekelijk Hongaars vuur meekreeg.
© Frits van der Waa 2006