de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 9 januari 2006 (pagina 13)
Metzmacher ontlokt RFO een rijkgeschakeerd spel
Stravinsky, Bartók en Zemlinsky, door het Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor
o.l.v. Ingo Metzmacher. 6 januari, Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.
Sprookjes eindigen doorgaans met 'ze leefden nog lang en gelukkig'. Bij Hans Christian Andersen wil
dat wel eens anders uitpakken. Twee van de drie muziekstukken die werden uitgevoerd tijdens de
Vrijdag van Vredenburg kwamen indirect uit de koker van de Deense verteller. Stravinsky's
Le Chant du Rossignol loopt goed af, want de nachtegaal verdrijft de Dood, maar het
meerminnetje uit Zemlinsky's Die Seejungfrau moet haar geliefde verliezen en vergaat tot
schuim. Als overbrugging fungeerde Bartóks Cantata Profana, waarin negen in herten
veranderde jongelingen vrede lijken te hebben met hun lot.
Hoewel de ontstaanstijd van de stukken niet eens zo ver uiteen ligt, is hun muzikaal gewaad totaal
verschillend. Stravinsky, die zijn Nachtegaal in 1917 voltooide, bezigt een bekoorlijk
idioom, waarin briljant geïnstrumenteerde chinoiserieën een verbond aangaan met hoekige,
aan de Russische volkskunst ontleende ritmes. Bartók stapelt in zijn cantate uit 1930 vocale
lagen opeen tot een compacte veelstemmigheid. En Zemlinsky's orkestfantasie uit 1903 wortelt met
zijn ietwat pathetische toontaal nog in de negentiende eeuw.
Dirigent Ingo Metzmacher hield het veelzijdig, maar discontinu muzikaal relaas van Stravinsky
uitstekend op gang met behulp van een telkens terugkerend tweetaktmotortje, dat zelfs in de laatste
treurmars nog doorsnorde. Blazers en strijkers wedijverden in delicatesse in de uitgespaarde
solopassages.
De massieve, elkaar kruizende dubbelkoorklanken van Bartóks hertenzang deden Vredenburg
bij vlagen haast uit zijn voegen barsten, maar tenor Burkhard Fritz en bariton David Wilson-Johnson
gaven elkaar fraai partij.
De hoofdschotel, Zemlinsky's driedelig symfonisch gedicht, blinkt uit door plastische
schilderingen van kalme, dan wel stormachtige watermassa's, waartussen een eenzaam ronddobberende
soloviool het zeemeerminnetje verklankt. Uit de wufte geluidsdraperieën stijgt het verzadigde,
soms verstikkende parfum van de laatromantiek op, inclusief de bijbehorende clichés.
Metzmacher liet zich evenwel niet het hoofd op hol jagen en ontlokte het RFO, dat zo kort gelden
nog door elkaar geklutst is, een even eendrachtig als rijkgeschakeerd spel, waarvan in weerwil van
het on-triomfantelijke slot een grote betovering uitging.
© Frits van der Waa 2006