de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 12 januari 2006 (pagina 15)
Liza Ferschtman speelt met verfrissende intensiteit
Werken van Beethoven, door Liza Ferschtman en Inon Barnatan. 10 januari, Concertgebouw, Amsterdam. Volgende concerten: 9/3 en 6/4
In betrekkelijk korte tijd - nog geen vijf jaar - componeerde Beethoven negen van zijn tien
vioolsonates, bij elkaar al gauw drieëneenhalf uur muziek. Ondanks dat korte tijdsbestek kun
je in dit gedeelte van zijn oeuvre een titaan tot wasdom horen komen.
Een complete uitvoering van deze sonates is derhalve geen geringe opgave. Violiste Liza
Ferschtman heeft er dan ook drie avonden voor uitgetrokken. De Stichting Kamermuziek Amsterdam
(KAM) heeft de onderneming dankbaar ondergebracht in haar serie in de Kleine Zaal van het
Concertgebouw in Amsterdam, en de KRO neemt de reeks op voor uitzending. Podia in Zaandam en
Gouda brengen losse afleveringen van de serie.
Ferschtman is slechts 26, maar telt al jaren mee. Ze behoort behoort tot de top van vioolspelend
Nederland, en heeft bovendien met ingang van komend jaar de artistieke leiding van het Delftse
kamermuziekfestival overgenomen van Isabelle van Keulen. Ze speelt de sonates niet strikt
chronologisch, wat de interne spanning van elk programma ten goede komt.
Zo leverde het openingsconcert, met zijn combinatie van de nummers een, zes en zeven, een
fraaie drietrapsraket op, die overigens wel met veel machtsvertoon gelanceerd werd. In de Eerste
Sonate (voluit de Sonate in D, opus 12 nr.1) legden Ferschtman en haar even oude partner
in musicis, de Israëlische pianist Inon Barnatan, een kordaatheid aan de dag die in de
Grote Zaal niet misstaan zou hebben. Dat er in het vuur van de strijd wel eens een van de
veertien toonbepalende vingers niet helemaal belandde waar hij hoorde was niet zo'n bezwaar,
maar Beethoven klonk hier bepaald martialer dan nodig was. Ook raakte Barnatans toch allerminst
poezelige pianospel bij vlagen ietwat op de achtergrond, terwijl zijn rol in deze stukken toch meer
die van een gesprekspartner dan van een begeleider hoort te zijn.
De Sonate nr.6 kreeg al een veel liefdevoller behandeling van het tweetal, met flitsende
echootjes, een teder gespeeld middendeel en strak georganiseerde, maar olijke reeks variaties als
slot. In de afsluitende Sonate nr.7, met zijn welhaast symfonische allure, vielen
machtsvertoon en fijnzinnigheid voor het eerst volledig op hun plaats, wat leidde tot een felle
dramatiek. Nog fascinerender was de finale van de 'Kreutzer'-sonate, de toegift waarin het
losgespeelde tweetal een even verfrissend als wervelend evenwicht tussen intensiteit en speelplezier
bereikte.
Lyriek is niet de sterkste kant van dit sterk op muzikale structuur gerichte duo, maar datzelfde
kan ook van Beethoven beweerd worden.
© Frits van der Waa 2006