de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 30 januari 2006 (pagina 10)
Orkestserpentines en koorbonbons
Andrea Chénier van Umberto Giordano door de Radio Kamer Filharmonie, Groot Omroepkoor en solisten o.l.v. Giuliano Carella. Concertgebouw, Amsterdam, 28/1. Radio 4: 31/1, 20.02 uur.
Het schavot is het eindpunt van Andrea Chénier, de enige van Umberto Giordano's
dertien opera's die repertoire heeft gehouden. Giordano, die erg oud is geworden en pas in 1948
overleed, moest nog dertig worden toen hij in 1896 zijn Chénier componeerde. Zijn
librettist was Luigi Illica, die mede verantwoordelijk was voor succesvolle Puccini-opera's als
Manon Lescaut en La Bohème.
De valbijl van de guillotine hangt vanaf het begin dreigend boven het hoofd van de dichter
Chénier, die echt bestaan heeft, maar wiens biografie in de opera flink geromantiseerd is.
Bij de concertante uitvoering, zaterdag in de Matinee, liet dirigent Giuliano Carella dat aspect
duidelijk doorklinken, met veel beklemmend trombonewerk, revolutionaire massakoren in up-tempo
en bassende interpuncties die aankwamen als een watjekouw.
Tussendoor, vooral in het eerste deel waarin de adel het nog voor het zeggen heeft, strooit de
componist ook met feestelijke orkestserpentines en suikerzoete koorbonbons. Vindingrijk was
Giordano zeker, maar echt vernieuwend of verrassend was zijn werk niet. Andrea Chénier
voldoet keurig aan de eisen des tijds, en is daarmee in feite nogal inwisselbaar.
Toch zijn er slechtere excuses te verzinnen om maar weer eens een keur aan fraaie zangers op het
podium van het Concertgebouw te zetten. Bariton Paolo Gavanelli bijvoorbeeld, die als Chéniers
sinistere tegenspeler Gérard een geluid ontplooide dat het effect had van een stalen vuist in
een fluwelen handschoen. Chénier zelf werd vertolkt door invaller Andrew Richards, die
misschien niet helemaal de stralende tenor is die bij dit personage past maar desondanks hoge
ogen gooide, en niet alleen in de topnoten. De rol van Maddalena, de door beide heren begeerde dame,
vond een krachtige vertolkster in sopraan Eva-Maria Westbroek. Toch had haar bedrijfszekere bijdrage
niet altijd de sprankeling die mezzo Carole Wilson wel degelijk wist aan te brengen in haar beide
bijrollen.
Carella leidde zijn personages via kasteel, dorpsplein en cachot naar de laatste kreet
'Viva la morte - insiem!' (Leve de dood - samen!), poetste daarbij het Groot Omroepkoor en
de Radio Kamer Filharmonie mooi glimmend op, maar kon niet verhinderen dat er te midden van al het
moois toch een paar groezelige plekjes opdoemden. Het onthaal was er niet minder extatisch om.
© Frits van der Waa 2006