de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 31 januari 2006 (pagina 16)
'Vosje' met beetje bloed en seks
Het sluwe vosje, van Leos Janácek, door De Nederlandse Opera o.l.v. Richard jones en Ingo Metzmacher. 29 januari, Muziektheater, Amsterdam. Herhaling: 31/1, 2, 5, 7, 9, 12, 16 en 19/2.
Het is vreemd dat opera van oorsprong bedoeld is om het ideale verbond tussen taal en muziek tot
stand te brengen, en dat het met dat huwelijk toch zo dikwijls spaak loopt. De componisten die
gesproken woord en gezongen noten met elkaar weten te verzoenen zijn nooit de geringsten. Leos
Janácek was zo'n meester. In hoeverre hij erin geslaagd is de zinsmelodie van zijn moedertaal,
het Tsjechisch, in muziek te vangen is voor ons uiteraard moeilijk te controleren, maar het resultaat
is hoe dan ook van een bijzondere directheid.
Dat is te horen én te zien in zijn fascinerende sprookjesopera Het sluwe vosje, die
nu in een nieuwe enscenering wordt opgevoerd door De Nederlandse Opera (DNO). De opera is half zo
kort als een doorsnee-exemplaar, maar telt circa vier maal zoveel personages, waaronder een kikker
en een mug. Echte aria's ontbreken volkomen en vocale schittering is eerder een bijproduct van de
vertelling.
Het spreekt vanzelf dat je voor zo'n opera een speciaal soort zangers nodig hebt, die een naturel
geluid produceren. De Opera is erin geslaagd een voortreffelijke cast samen te stellen, met
voorop de Welshe sopraan Rosemary Joshua als het vosje, en bariton Dale Duesing, een oude bekende
van DNO, als boswachter. De enige uitzondering is de mannetjesvos Lisák, die bij monde van
de Oostenrijkse Natascha Petrinsky toch echt als een volvette operasopraan klinkt.
In de orkestbak leidt operachef Ingo Metzmacher het Radio Filharmonisch Orkest vaardig door
Janáceks bepaald niet malse tempo-overgangen, met een scherp oor voor zowel het weemoedige
insectengezoem als het kippengekakel. De soloviolen en de hoorns lijken daarentegen menigmaal hun
hoofd elders te hebben.
Het zijn verwaarloosbare minpuntjes in een voorstelling die verder allerbekoorlijkst is. Dat
is voor een belangrijk deel te danken aan decor- en kostuumontwerper Antony McDonald, die mensen
in dieren kan laten veranderen. Of het nu om de paarden gaat die op de achtergrond langslopen of
om het kikkertje dat op een skippybal rondspringt, het ziet er allemaal even overtuigend uit, en
daarbij ook nog beeldschoon. Dat geldt ook voor het ogenschijnlijk simpele decor, een landschap
van rimpelende houten treetjes, dat door subtiele belichtingswisselingen in grazige weiden of
braakliggende grond kan veranderen, en bovendien wemelt van luikjes waaronder vossenholen schuilgaan.
Regisseur Richard Jones, die een reputatie als brokkenpiloot geniet, betoont zich terughoudend.
Het beetje bloed en seks dat hij toevoegt komt eigenlijk rechtstreeks uit het verhaal. Hoe bont
de enscenering ook is, het evocatieve gehalte en de welsprekendheid van de muziek blijven
voorop staan.
© Frits van der Waa 2006