de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 6 februari 2006 (pagina 10)
Zimmermann bevestigt meesterschap in soli en met strijkersensembles
Een weekend met Tabea Zimmermann. 2-4 februari, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 12/2, 20.00 uur.
Tabea Zimmermann is een musicienne die niet bang is zichzelf te kijk te zetten als het zo
uitkomt. 'Loop eens over het podium in het tempo van de muziek', adviseert ze een deelneemster aan
haar masterclass. 'Eerst alleen maar lopen, dan ook spelen.' En prompt paradeert ze er zelf
achteraan, met haar altviool in de aanslag. Zimmermann heeft een analytische kijk op het spelen.
Zonder dwingende adviezen te geven diagnostiseert ze ongemakkelijkheden in de houding, de balans
tussen links en rechts, of de positie van de schoudersteun.
Met dat kortgeknipte ronde bolletje en haar weigering om de strenge juf uit te hangen maakt ze
een wat meisjesachtige indruk, maar uit elke toon die ze speelt spreekt gezag. Tijdens haar vier
dagen in Amsterdam bevestigt Zimmermann haar faam als een van de beste altisten ter wereld.
De altviool, volgens Thomas Beecham de hermafrodiet onder de instrumenten, is een geval apart,
met zijn donkere, soms naar het hese neigende geluid. Zij is de Belg van het orkest - over geen
ander instrument doen zo veel flauwe moppen de ronde - , maar was ook de lieveling van veel
componisten, onder wie Mozart, Dvorák en Morton Feldman. Hoewel de alt onmisbaar is in
het orkest en er een aantal bijzondere solostukken voor zijn geschreven, floreert ze allereerst
in de kamermuziek.
Voor haar drie concerten speelt Zimmermann solo en met anderen, zoals het mede door haar
opgerichte Arcanto Kwartet. Vooral in de hels moeilijke Sonate van György Ligeti, die
zich vanuit een simpel begin ontplooit tot een knersende meerstemmigheid, demonstreert ze technisch
overwicht én muzikaal meesterschap. Paul Hindemiths Sonate op. 25 nr.1 is naar verhouding
simpel maar net zo overtuigend, en spannender dan de drie jaar eerder gecomponeerde sonate waaraan
ook een piano te pas komt.
Die piano is niet het meest gelukkige bestanddeel van Zimmermanns keuze. In Brahms' Pianokwintet in f
leggen pianiste Silke Avenhaus en het Arcanto Kwartet een onevenredige nadruk op het vele wat er
klopt, veegt en zuigt aan de muziek van deze componist. En in Mozarts Kegelstatt-trio leidt
de voor deze muziek ongeschikte Steinway-vleugel tot een overprecieuze benadering, hoewel Zimmermann
en klarinettist Martin Fröst aan elkaar gewaagd zijn op het punt van fijngevoeligheid.
Onder strijkers is de altviool toch het beste thuis. Het Arcanto Kwartet levert een fabelachtige
uitvoering van Bartóks Vijfde Strijkkwartet, waarin het ensemble subtiel krekelt en
ogenschijnlijk inspanningsloos door de hinkelmaatsoorten koerst. Nog indringender is Mozarts
Strijkkwintet in g KV 516, met Antoine Tamestit op tweede alt. Zimmermann en haar medemusici
weten feilloos de weg in het emotionele labyrint van het derde deel, en de manier waarop ze dat
verbinden met het muzikaal stuivertje wisselen van het afsluitende Allegro is even geestrijk
als adembenemend.
© Frits van der Waa 2006