Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 11 februari 2006 (pagina 15)

Vestzak-operaatje aanstekelijk vertolkt

Ma Tante Aurore van François-Adrien Boieldieu door Barokopera Amsterdam o.l.v. Vincent Tavernier en Frédérique Chauvet. Leidse Schouwburg, 9/2. Herhaling: Den Haag (11/2) en Kerkrade (14/2).

Zoals we uit de Donald Duck weten, kan het tussen ooms en neven, dan wel tantes en nichten, een stuk ruiger toegaan dan tussen ouders en kinderen. De twee geliefden in Ma Tante Aurore, een komische opera van François-Adrien Boieldieu, zien er in elk geval geen been in de tante een flink rad voor ogen te draaien. Goedmoedig blijft het allemaal wel: tante Aurora heeft namelijk net als Don Quichot te veel romannetjes gelezen, zodat de gelieven hun affaire omsleutelen tot een Bouquet-reeks-verhaal, inclusief een verzonnen roversbende en een ontvoering. Het doel - tantes toestemming verkrijgen voor hun huwelijk - heiligt immers de middelen.

Vincent Tavernier, die het operaatje heeft geregisseerd voor Barokopera Amsterdam, weet ook veel over de verhouding tussen doel en middelen. Meer dan een paar hangende doeken en een diaprojector heeft hij niet nodig om dit amusante verhaaltje tot leven te brengen. Plaatjes van bosschages en een nachtelijk kasteel sluiten naadloos aan bij de schimmen van de hoofdrolspelers. Vage bollingen van het doek suggereren spoken.

Er komt natuurlijk wel iets meer bij kijken. Zo zijn de kostuums fraai uitgevoerd volgens de snit van tweehonderd jaar terug. Het zeskoppige orkestje, getooid met de naam Il Teatro Musicale, speelt op dito instrumenten, waaronder een fortepiano, die zich feeëriek mengt met de klank van dwarsfluit, klarinet en tokkelende strijkers.

Maar bovenal is het welslagen van de enscenering te danken aan de zes vocalisten, die allen van Franse komaf zijn. Dat is ook wel een vereiste, want Ma Tante Aurore is een coproductie met enkele Franse organisaties en aangezien de opera vrij veel gesproken passages bevat, kun je het daar eigenlijk niet stellen zonder native speakers. De zes jeugdige zangers zijn in vocaal opzicht niet allemaal even voldragen, maar hun aanstekelijk spel biedt ruimschoots tegenwicht.

Dat alles wordt gedragen door een partituur die een mozartiaanse charme combineert met een rossiniaanse beweeglijkheid. Door het vele geklets hebben de muzikale onderdelen aanvankelijk het karakter van een uitstapje, maar gaandeweg, en zeker in de doorgecomponeerde slotensembles, nemen ze toch een hogere vlucht. De lolbroekerij van Boieldieus vestzak-operaatje wordt in deze vormgeving nergens oubollig - wat nog wordt onderstreept door de geestige boventitelvertaling, die zo inventief rijmt dat je bijna zou wensen dat de voorstelling in onze eigen moedertaal gezongen werd.


© Frits van der Waa 2006