de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 13 maart 2006 (pagina 10)
Hindemith met grote rust
Kox, Hindemith, Prokofjev en Sjostakovitsj, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v.
Markus Stenz.. 9 maart, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 12/3, 14.15 uur.
Het is nauwelijks voorstelbaar dat een stuk van een beroemde componist tachtig jaar op zijn
première moet wachten. Toch is dat precies wat er gebeurd is met de Klaviermusik mit
Orchester die Paul Hindemith in 1923 schreef voor de eenarmige pianist Paul Wittgenstein -
dezelfde voor wie Ravel zijn befaamde Concert voor de linkerhand componeerde.
Wittgenstein, wiens smaak naar het traditionele neigde, heeft kennelijk weinig opgehad met het stuk,
want hij heeft het nooit uitgevoerd. Maar omdat hij desondanks niet toestond dat iemand anders het
speelde - voor dat alleenrecht had hij namelijk betaald - raakte het stuk in het vergeetboek.
Zelfs na zijn dood in 1961 bleven zijn erfgenamen alle gegadigden de voet dwarszetten.
Pas in 2002 kwam de partituur nogal onverwacht beschikbaar. De eerste uitvoering werd gegeven in
2004, door de Berliner Philharmoniker en pianist Leon Fleisher, die zich wegens een jarenlange kwaal
aan zijn rechterhand heeft bekwaamd in het voor Wittgenstein geschreven repertoire.
Ook bij de eerste Nederlandse uitvoering, donderdag door het Koninklijk Concertgebouworkest, was
de 77-jarige Fleisher van de partij. Met grote rust rakelde hij de motorische, bij vlagen dicht
opeenvolgende melodielijnen op uit het klavier. De driedelige Klaviermusik mit Orchester is
een voor de tijd van ontstaan behoorlijk modern werk - neoklassiek met invloeden van Stravinsky en
Bartók -, maar voor de solist niet erg dankbaar. In het tweede deel, een zangerige dialoog met de blazers, slechts gedragen door een
voortschrijdende baslijn, komt de piano fraai uit de verf, maar in de snelle buitendelen wordt ze
menigmaal overspoeld door het orkest.
Daar komt bij dat Hindemith, de allereerste van de vele componisten die door Wittgenstein
aan het werk werden gezet, niet echt pogingen in het werk heeft gesteld om éénhandig als
tweehandig spel te laten klinken.
Dat is Prokofjev, die acht jaar nadien zijn Vierde pianoconcert componeerde voor dezelfde
opdrachtgever, een stuk beter gelukt. Het hielp niet, want Wittgenstein raakte ook deze partituur
niet aan. Toch is het al sinds 1956 publiek bezit. Het Koninklijk Concertgebouworkest, Fleisher en
dirigent Markus Stenz leverden een uitvoering waarin Prokofjevs gewiekste meerstemmigheid en
kleurschakeringen het volle pond kregen.
Het stuk rijmde niet echt met Oktober, het symfonisch gedicht dat de dezer dagen
onvermijdelijke Sjostakovitsj componeerde bij de vijftigste verjaardag van de Russische Revolutie.
Ondanks een kundige klankgeving is het wel erg volgens de partijlijn gecomponeerd.
Dat laatste kan van Hans Kox' nieuwste orkestwerk, Umbrae Futurae, niet gezegd worden.
Kox, wiens samenwerking met het Koninklijk Concertgebouworkest teruggaat tot 1956, is niet iemand
die graag lang bij één ding verwijlt. Compleet is het werk nog niet, want het is een
aanloop naar zijn Vijfde Symfonie.
Sjostakovitsj' DSCH-motief, zijn muzikale handtekening in noten, klinkt prominent in de pauken,
als een in memoriam, en verder werpt de toekomst in Kox' optiek blijkbaar zijn schaduw vooruit
in flitsende contrasten en rusteloze gedaanteverwisselingen.
© Frits van der Waa 2006