de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 16 maart 2006 (pagina K18)
Schubert dolt vrijmoedig
Schubert: werken voor viool en piano. Isabelle Faust en Alexander Melnikov. Harmonia Mundi.
De combinatie van viool en piano komt bij Schubert zelden voor, maar de weinige keren dat hij zich
hierover boog, steeg hij dan ook tot grote hoogten. Violiste Isabelle Faust en pianist Alexander Melnikov
doen drie van die werken in een uitvoering die werkelijk een lust voor het oor is. De Fantasie D
934, een van zijn late werken, opent onrustbarend, met een pianoklank die uit mistige verten lijkt te
komen, maar belandt al snel in zonniger vaarwater, waarin het tweetal laat horen hoe je een viool als een
piano kunt laten klinken en omgekeerd.
Minstens zo fascinerend is hun vertolking van de Vioolsonate D 574, die een bruisende levenslust
ademt, en in het slotdeel zelfs geestige accenten bevat. In het Rondo D 895 dolt Schubert voor
zijn doen nog vrijmoediger met de thematiek. Faust en Melnikov overspelen hun hand nergens en houden vast
aan hun uitgesproken ranke en transparante klankgeving.
Schubert: Octet. Mullova Ensemble. Onyx.
Het Octet D 803 is ook al zo'n stuk waarin Schubert op zijn best is, inclusief de toepassing van
de 'hemelse lengte' waar Schumann al zo hoog van opgaf. Violiste Viktoria Mullova en haar zeven
medemusici, onder wie Manuel Fischer-Dieskau, de cellospelende zoon van de beroemde zanger, weten hoe
je klank moet mengen. Hun genoeglijke uitvoering heeft dan ook een symfonische allure, die in deze
fraaie opname goed naar voren komt. De prominente klarinetpartij waarmee Schubert de opdrachtgever,
graaf Troyer, heeft bedacht, heeft onder handen van Pascal Moraguès aanvankelijk een erg week
karakter. Maar dat trekt op den duur aardig bij.
Ferdinand Ries: String Quartets Vol. 1. Schuppanzigh Quartett. CPO.
'Beste man, dit is niets gedaan. Houd je maar liever bij je liederen.' Aldus oordeelde Ignaz
Schuppanzigh, een van de grootste violisten uit Schuberts tijd, over diens strijkkwartet Der Tod und
das Mädchen. Die misgeslagen plank ten spijt heeft een groepje jonge Duitse strijkers
Schuppanzigh hoog genoeg zitten om zich met zijn naam te tooien.
Het viertal zet zich in voor een andere tijdgenoot van Schubert, de componist Ferdinand Ries, die
leefde van 1784 tot 1838. Van de maar liefst 26 strijkkwartetten die Ries componeerde, gaan ze een
'representatieve selectie' op cd zetten. De eerste aflevering valt niet tegen. Anders dan in Ries'
symfonieën, waarin hij heel hevig leunt op Beethoven, laat hij zich in zijn kamermuziek van een
wat minder epigonistische kant zien. Een titanische vernieuwer was hij ook weer niet: aan het kwartet
waarmee de cd opent is niet te horen dat het geschreven is in 1827, het sterfjaar van Beethoven. Maar
die liep natuurlijk lichtjaren voor op zijn tijdgenoten. De Schuppanzighjes spelen op kopieën van
historische instrumenten. Dat klinkt bijzonder aangenaam, alleen is er in het eerste van de twee
kwartetten iets vreemds met de cello, die mummelt of de klank uit de kelder komt.
Mendelssohn: Complete Piano Trios. Altenberg Trio. Challenge.
Mendelssohns pianotrio's passen zo fraai op één cd, dat de combinatie al zeer dikwijls
gemaakt is. De versie van het Altenberg Trio, dat de beide stukken nogal overenthousiast te lijf gaat,
hoort helaas niet tot de beste. De drie kunnen er wat van, maar Mendelssohns sprankelende muziek
verdient beter dan het geknauw en gebonk waarin het gezelschap herhaaldelijk vervalt.
© Frits van der Waa 2006