de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 4 april 2006 (pagina 16)
Serene Cardew in decor van paprika's
The Great Learning, van Cornelius Cardew, door het Asko Kamerkoor en het Ives Ensemble o.l.v. Jos Leussink. 2 april, Muziekgebouw, Amsterdam.
Als je volwassen mensen in de weer ziet met speelgoedautootjes, zwaaien met rammelaars, omringd door
anderen die jengelen, neuriën of zelfs huilen als wolven, dringt zich onvermijdelijk het woord
'ludiek' op. Misschien mag dat, want The Great Learning van Cornelius Cardew is een product van
de jaren zestig. Cardew werkte twee jaar aan zijn grote cyclus op teksten van Confucius, die zeven delen
telt en evenveel uren in beslag neemt. Desondanks bevat de in 1970 voltooide partituur niet meer dan 25
pagina's, die voor een flink deel bestaan uit verbale instructies. Zelfwerkzaamheid speelt een
belangrijke rol bij Cardew, maar toch is het muzikale resultaat nauw gedefinieerd.
De componist zelf is intussen al bijna 25 jaar niet meer onder ons. Hij werd op 45-jarige leeftijd
doodgereden door een onbekende automobilist. Boze tongen willen dat het een aanslag was: Cardew was
niet lang daarvoor betrokken geweest bij de oprichting van de Britse Marxistisch-Leninistische Partij.
Zijn politieke ideeën klinken ook door in zijn muziek: The Great Learning is grotendeels
gedacht voor ongeschoolde uitvoerenden. Dat zijn de musici van het Asko Kamerkoor en het Ives Ensemble
niet (al beschikken sommige instrumentalisten over een aandoenlijk ongeoefend stemgeluid).
Afgezien van de oubolligheid in dat ene deel, Paragraph 5, waarvan een mens weinig wijzer wordt,
ademt The Great Learning een grote sereniteit. Zelfs het tweede onderdeel, waarin de musici om
het hardst zingen en op trommels slaan, doet aan als een geluidslandschap - dat dankzij de ruimtelijke
mogelijkheden van het Muziekgebouw des te fascinerender is. Vormgever Wim T. Schippers heeft met het
plaatsen van fauteuils, fietsen, struiken broccoli en paprika's kenmerkende accenten geplaatst, die de
muziek niet in de weg zitten.
Cardews muziek is een niet-doelgerichte tijdkunst, maar heeft evenmin de versnippering die sommige
muziek uit de jaren zestig kenmerkt. Elk van de zeven delen heeft zijn eigen wetten en klankstructuren,
en naarmate die miniemer zijn, is het klinkende resultaat evocatiever. De grote toonbanen en tot ruis
vervallende progressies van de delen vier en vijf imponeren, maar des te bekoorlijker zijn de broze
fluitjes en de lange orgeltonen van Paragraph 1, de tot losse lettergrepen gereduceerde textuur
van het voorlaatste deel, en de puur op auditieve feedback gebaseerde, vijf kwartier durende
zoemzang waarmee de marathon besluit.
© Frits van der Waa 2006