Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 27 april 2006 (pagina K18)

Grote musici

Kodály: Duo op. 7 en Sonate op. 8. Xavier en Jean-Marc Phillips. Harmonia Mundi.

Het treffen van de juiste balans tussen technisch vertoon en muzikale diepgravendheid is iets wat alleen is weggelegd voor werkelijk grote musici. De strijkende broers Xavier en Jean-Marc Phillips kwalificeren zich zonder meer als zodanig met hun opname van Kodály's Sonate voor cello solo uit 1915 en het een jaar eerder gecomponeerde Duo voor viool en cello.

Beide stukken stellen de vaardigheden van de musici zwaar op de proef, zozeer dat het in het Duo menigmaal lijkt of je een strijkkwartet aan het werk hoort. De beide Phillipsen maken het muzikaal betoog nergens ondergeschikt aan het etaleren van virtuositeit, en dat maakt het beluisteren van deze cd tot een indringende ervaring. Cellist Xavier steekt zijn broer naar de kroon in flitsend en temperamentvol spel, en volgt speciaal in het derde deel van de solosonate, een Hongaars gekruid Allegro, Kodály op de voet tijdens zijn duizelingwekkende exploratie van de mogelijkheden van het instrument.

Pianotrio's van Smetana en Dvorák. Devich Trio. Challenge.

Het is nog maar drie jaar geleden dat de Hongaarse pianiste Hanna Devich, de Zuid-Afrikaanse violiste Sarah Oates en de Nederlandse cellist Jasper Havelaar besloten een trio te vormen. Niettemin levert het drietal vertolkingen die klinken of ze al vele jaren samenspelen. Het gewicht ligt bij hen op het Midden-Europese repertoire, getuige de twee cd's die ze tot dusverre hebben uitgebracht onder de titel The Czech Legacy. In beide afleveringen heeft Dvorák begrijpelijkerwijs een belangrijk aandeel: de eerste cd bevatte het befaamde 'Dumky'-trio en de tweede aflevering, die nu verschenen is, het zonnige Pianotrio nr 1. op. 25. Dvorák zat nooit verlegen om een goede melodie, en daar spint het drietal garen bij, met levenslustig spel, dat veel gespierde, maar ook delicate klanken bevat. Het trio van Smetana is stormachtiger en gepassioneerder, maar dat heeft dan ook te maken met het rouwproces om zijn jonggestorven dochtertje.

The secrets of Dvorák's Cello Concerto. Jan Vogler en New York Philharmonic o.l.v. David Robertson. Sony.

Dvorák is familieleed evenmin bespaard gebleven: in 1895 stierf zijn schoonzusje Josefina Kounicova, op wie hij verliefd was geweest voor hij met haar zus trouwde. Die gebeurtenis klinkt naar verluidt door in het celloconcert, waaraan hij toen werkte. In het tweede en derde deel citeert Dvorák zijn lied Lasst mich allein, waarvan Josefina veel zou hebben gehouden, en de coda van het concert, een Mahleriaanse catharsis, zou toegevoegd zijn naar aanleiding van Josefina's dood.

Cellist Jan Vogler en het New York Philharmonic exploreren dit gegeven met de cd The secrets of Dvorák's Cello Concerto, waarop overigens weinig geheimen worden ontsluierd. Dat Dvorák ook nog een citaat uit Tsjaikovski's Eugen Onegin in het stuk zou hebben opgenomen wordt niet eens vermeld.

Behalve het lied en het concert bevat de plaat ook nog twee stukjes van Stephen Foster plus Dvoráks Zigeunerlieder. Wat de luisteraar aan moet met deze collectie muziek wordt niet recht duidelijk. De hele editie laat nogal te wensen over. Zangeres Angelika Kirchschlager zingt mooi, maar de pianobegeleiding in de twee versies van het lied klinkt verbazend soepig. Van het celloconcert zelf zijn wel betere uitvoeringen verschenen. Voglers bevlogen pleidooi voor Dvorák wordt ontsierd door enkele minder zuivere noten, zowel van hemzelf als van de soloviool en de hoornisten. Daarbij laten het orkest en dirigent David Robertson zich meermalen als een sumoworstelaar met hun volle gewicht neerploffen op de solist. Het boekje is armetierig: de tekst is slecht leesbaar en de liedteksten zijn gewoon weggelaten.


© Frits van der Waa 2006