Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 12 mei 2006 (pagina 17)

Sjostakovitsj' kwijnende Dertiende

Mozart en Sjostakovitsj, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Kurt Masur. 10 mei, Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: 12 en 14/5. Radio 4: 14/5, 14.15 uur.

Pijnlijke, beknelde, benarde klanken overheersen in de symfonie Babi Jar die Dmitri Sjostakovitsj schreef in 1962, op teksten van Jevgeni Jevtoesjenko. Het was een tijdperk van dooi: tien jaar na de dood van Stalin. Openlijk beschrijft Jevtoesjenko de angsten die Rusland beheersten en de onoprechtheid van degenen die hogerop willen komen. De explosiefste tekst is die waaraan de symfonie zijn titel ontleent en waarin de dichter het opneemt voor de slachtoffers van Babi Jar, waar in de oorlogsjaren tienduizenden joden werden vermoord. Het onderwerp lag in het antisemitische Sovjet-Rusland gevoelig.

Sjostakovitsj' Dertiende Symfonie is daarmee eigenlijk eerder een grote liedcyclus dan een symfonie, ook al komt er naast de solobariton en een mannenkoor een omvangrijk symfonieorkest aan te pas.

Voor het eerst sinds 1984 staat het stuk weer bij het Koninklijk Concertgebouworkest op de lessenaars. Het wordt voorafgegaan door de 29ste symfonie van Mozart. Hoewel het orkest onder de Duitse dirigent Kurt Masur een glanzende uitvoering levert, met strijkers die speciaal in het tweede deel uitermate bekoorlijk con sordino-spel leveren, wordt dat stuk vermorzeld door het gewicht van Sjostakovitsj' Dertiende.

De Russische bas Sergei Leiferkus, die de componist nog gekend heeft, is het stuk op het lijf geschreven. Leiferkus verleent zijn partij zeggingskracht, in beurtzang met de machtige mannenstemmen van het Praags Filharmonisch Koor, die uitbarsten in Wolgasleperszang of socialistische strijdliederen, maar voor het overgrote deel op dezelfde morose wijze declameren.

De Dertiende luidt de laatste fase in van Sjostakovitsj' compositorisch oeuvre, waarin de muziek gekenmerkt wordt door een toenemende kaalslag. De soms groteske octaafverdubbelingen in Babi Jar maskeren dat de muzikale textuur dikwijls uit niet meer dan twee of drie lijnen bestaat. Daarmee is de klank van het orkest een gewichtige factor. Het Concertgebouworkest haalt het onderste uit de kan. De dissonanten knarsen en schuren, en de solistische bijdragen – van de eerste benepen trompetjes tot en met de verstikte tuba – zijn van een mistroostigheid die standhoudt tot in de laatste kwijnende strijkerslijnen.


© Frits van der Waa 2006