Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 16 mei 2006 (pagina 17)

Brahms ontdaan van zijn speklagen

Schubert, Brahms, Rautavaara, Strauss e.a. door het Groot Omroepkoor o.l.v. Peter Dijkstra. 12 mei. Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.
Brahms, door het RIAS-Kammerchor, Cappella Amsterdam en Akademie für Alte Musik Berlin o.l.v. Daniel Reuss. 14 mei, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 18 mei, 20.00 uur.

Een neiging tot grafstemmingen was Brahms niet vreemd. In zijn Vier Gesänge op.17, toch het werk van een twintiger, zijn zerken en kerkhoven alomtegenwoordig. En in zijn Deutsches Requiem kijkt hij over het graf heen naar de Dag des Oordeels, natuurlijk niet wetend dat het nog bijna veertig jaar zou duren voor de Dood hem zou komen halen.

De Vier Gesänge zijn delicate miniatuurtjes voor een dameskoor, een harp en twee hoorns. Het Requiem daarentegen is een monumentale compositie van vijf kwartier voor een massief koor en orkest. Het toeval wilde dat beide stukken dit weekeind werden uitgevoerd door ensembles die in hun aard nu juist het tegenovergestelde beogen. Het Groot Omroepkoor, dat – de naam zegt het al – gebouwd is op de maat van symfonieorkesten, boog zich over het kleinschalige werk. Voor het Requiem vormden Cappella Amsterdam en het RIAS-Kammerchor een zestigkoppig monsterverbond, dat met het begrip 'kamerkoor' weinig meer van doen had.

Toch pakte de rolwisseling in beide gevallen heel bevredigend uit, wat zeker te maken moet hebben gehad met de kwaliteit van de koorleiders: in beide gevallen Nederlanders die van jongs af aan zijn gepokt en gemazeld in de koormuziek. Voor het Groot Omroepkoor stond Peter Dijkstra, die met zijn 28 jaar al een internationaal gericht curriculum heeft opgebouwd. Het programma had niet veel om het lijf, en bestond uit een reeks van korte composities die ook nog eens werden opgevuld met saaie salonmuziek. Desondanks liet het Omroepkoor een indrukwekkend staaltje van zijn vermogens horen, dat reikte van een bijna orkestrale stemmenvloed in Strauss' Der Abend tot het serene mannengemurmel van Schuberts Gesang der Geister über den Wassern, dat bij wijlen omslaat in een donderende vocale waterval. Dijkstra modelleerde de afzonderlijke frasen in opperste concentratie tot een warme, expressieve koorklank.

Reuss' optreden is naar verhouding flegmatieker. Te flegmatiek wellicht voor het Berlijnse RIAS-koor, waar zijn chefdirigentschap volgend jaar een voortijdig einde neemt: hij wordt opgevolgd door Hans Christian Rademann. Toch botert het best, afgaand op Ein Deutsches Requiem. Als orkest fungeerde de Akademie für Alte Musik Berlin, die het werk met behulp van historisch verantwoorde instrumenten van zijn speklagen ontdeed. Ook de transparante timbres van de beide koren temperden Brahms' met nadruk geponeerde vertroosting op aangename wijze, en droegen de in de Heer gestorvenen welluidend ten grave.


© Frits van der Waa 2006