de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 6 juni 2006 (pagina 13)
Koele en kibbelende Schubert-sonates
Schubert, door Till Fellner. 4 juni, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 25/6, 20.00 uur.
De gewoonte om reeksen werken van één componist in een concertprogramma te bundelen, is
discutabel. Zelfs een fervent boekenliefhebber gaat niet drie romans van zijn favoriete schrijver achter
elkaar uitlezen. Toch is deze encyclopedische praktijk gemeengoed in de concertwereld. Zo bracht de
Oostenrijkse pianist Till Fellner zondag bij zijn debuut in de Serie Meesterpianisten de laatste drie
sonates van Franz Schubert ten gehore.
Elk van die sonates duurt een kleine drie kwartier. Tegelijkertijd vormen die drie sonates, ontstaan
in de laatste maanden van Schuberts leven, een vrijwel compleet resumé van diens muzikale
universum, zodat ze Fellner een ideaal vertrekpunt bieden om zijn goede verstandhouding met de componist
uit de doeken te doen.
De verschillen tussen de drie sonates zijn groot maar Fellner brengt de muziek toch onder
één noemer met zijn gesoigneerde, maar tegelijkertijd ietwat flegmatische benadering, die
eerder imponeert dan vervoert.
De controle die de 34-jarige pianist over de muziek uitoefent, verslapt geen moment, en de poëzie
die opbloeit, lijkt te berusten op een combinatie van grondige analyse en feilloze intuïtie. De
koelheid die van zijn spel uitgaat, wordt getemperd door een subtiel vermogen tot kleuring en een
toucher dat elke toon een floersje geeft.
Door de uitgesponnen tijdsduren hebben deze Schubert-sonates een bespiegelend karakter, in weerwil
van de afwisseling en de interne tegenstellingen. In de Sonate in C verzoende Fellner bokkigheid
en dansant legato, terwijl hij in de daaropvolgende Sonate in A Schubert op de voet volgt wanneer
die van het ene idee naar het volgende dwarrelt. Maar zelfs het gekibbel van het Scherzo heeft iets
bestudeerds.
De Sonate in Bes, de allerlaatste, is het meest tijdloos, vooral in het eerste deel, waarvan
Fellner ter linkerzijde de schuchtere klanken nuchter neervlijde naast een spookachtig cantabile in de
rechterhand. Het andante en het scherzo boden hem volop gelegenheid de pianoklank te modelleren en zo
een brug te slaan naar het veel optimistischer slotdeel, dat hij met het afschieten van een pianistische
vuurpijl tot een gloedvol einde bracht.
© Frits van der Waa 2006