de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 10 juni 2006 (pagina 15)
Circusjazz van vaardige Alsop
Sjostakovitsj, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Marin Alsop. 8 juni, Concertgebouw,
Amsterdam.
Van de tien artikelen in het juninummer van het Concertgebouwblad Preludium zijn er acht gewijd
aan Dmitri Sjostakovitsj. Dat kan moeilijk anders, want de programmering van het gebouw staat deze maand
in het teken van diens honderdste geboortedag. Sjostakovitsj-plus heet dat project.
Om te laten horen dat het werk niet uitsluitend gaat over kommer, kwel en sardonische humor in het
aangezicht van een meedogenloze dictatuur, speelde het Koninklijk Concertgebouworkest donderdag een
programma met 'lichte' stukken uit zijn oeuvre. Het Promconcert was niet alleen voor de tweeduizend
bezoekers gratis toegankelijk, maar is ook als pod- en vodcast beschikbaar op de sites van de Avro en
het Concertgebouworkest.
Een novum van een geheel andere orde was dat het KCO voor het eerst in zijn bijna 120-jarige bestaan
aangevoerd werd door een vrouw, de 49-jarige Amerikaanse Marin Alsop.
De weduwe Sjostakovitsj, die het concert vanaf het balkon gadesloeg, zal ingenomen zijn geweest met
de vertolking van drie omstreeks haar geboortejaar geschreven composities. Alsop leidde het orkest
vaardig door de circusmuziek van de balletsuite De Schroefbout uit 1934. De overmoed van de jonge
Sjostakovitsj uit zich hier in snerpende octaven en koddige muziekjes. Geestig was al die guitigheid
niet, maar de eendracht waarmee het fors bezette orkest door toonladders raasde was spectaculair.
Aanmerkelijk plezieriger klonk het Concert voor piano, strijkorkest en trompet, waarvan de in
de titel aangegeven volgorde de krachtsverhoudingen goed beschrijft. De Macedonische pianist Simon
Trpceski betoonde zich een even atletisch als fijnzinnig musicus, de fluwelen strijkers van het KCO
drapeerden Alsops versnellingen en vertragingen probleemloos onder zijn partij en trompettist Frits
Damrow voegde van tijd tot tijd een fanfaretje toe.
De lichtvoetige 'andere kant' van Sjostakovitsj bleek daarentegen in de Tweede Jazz Suite al
snel een onverdraaglijke keerzijde. Met jazz heeft dit stuk niets te maken, al doen er twee saxofoons
mee, en Sjostakovitsj, waarschijnlijk nog beduusd van de zware staatsreprimande uit 1936, heeft geen
moment de moeite genomen om de opeenstapeling van clichés een eigen draai te geven. De sublieme
orkestratie kan de trivialiteit van deze dansjes niet verhullen. Het is echt Sjostakovitsj-min. Maar
blijkbaar volgens het KCO wél goed genoeg voor het eerste proefritje van het orkest met een vrouw
achter het stuur.
© Frits van der Waa 2006